Koopman Isaac Le Maire (1559-1624)
de eerste bedijker van Het Koegras
Het Koegras vóór 1600
In 1600 had de polder Het Koegras nog niet de bedijking die we
vandaag de dag kennen. De naam Koegras is ontleend aan één van
de eilandjes die lagen in het noord-westelijk deel van Noordholland
ten noorden van de Zijpe en ten zuiden van Huisduinen.
Het gebied bestond uit eilandjes, kwelders, nollen, gorzen en slenken
met een oppervlakte van meer dan 6000 hectare. Een groot deel van
de huidige Anna Paulowna polder ,o.a. de Lanserpolder,behoorde daar
ook nog bij.
Ten westen was Het Koegras redelijk afgeschermd van de Noordzee
door een een breed hoog strand van Callantsoog tot Huisduinen.
Het noorden werd beschermd door al eerder bedijkte poldertjes,maar
vanuit het oosten had de getijden stroming van de Zuiderzee nog vrij
spel en bestond er bij stormweer gerede kans op overstroming.
In de loop der tijd, tot aan 1817, zijn fikse overstromingen geweest
waarbij veel mensen, schapen en koeien zijn verdronken.
De gronden van Koegras en de polders ten noorden van Koegras,
die inh et bezit waren van meerdere landeigenaren werden verpacht
aan boeren en jagers. De boeren hielden voornamelijk schapen en in
mindere mate koeien, die ze lieten grazen in de polders en op de,
meestal droog liggende met gras begroeide, eilanden en kwelders.

Isaac Lemaire kocht in 1599 deel van de gronden van Koegras
In 1599 kocht de Amsterdamse koopman Isaac Le Maire van de in
grote schulden verkerende l’Amoraal van Egmond landerijen ten zuiden
van Huisduinen waaronder een deel van de gronden van Koegras met
als doel nieuwe landbouwgrond te ontwikkelen en geschikt te maken
voor de verbouw van granen.


De huidige Polder Het Koegras ontleent zijn
naam aan een klein eiland, Het Koegras,
centraal in de kop van Noordholland, dat
voor 1600 nog niet bedijkt was.
“Isaac Lemaire Dijckage” de eerste bedijking van Koegras
Isaac Lemaire gaf in 1600 opdracht een dijk aan te leggen tussen
het hoogduingebied, ’t Oogduin ten zuiden van Huisduinen en de
Nieuwlanderdijk, de oostelijke dijk van de Nieuwlanderpolder die
al eerder, in 1502, in opdracht van de graaf Willem van Egmond
was bedijkt. De dijk was ongeveer twee kilometer lang en had een
hoogte van +/- 2,8 meter.
Door de nieuwe bedijking van Le Maire werd een klein deel in het
noorden van Koegras beschermd tegen het water van de Zuiderzee.
De dijk werd de “Isaac Lemaire Dijckage” genoemd. Lemaire wordt
dan ook gezien als de eerste bedijker is van de polder Het Koegras.
Door de dijk werd het gebied dat toen “Het Gaetjen” werd genoemd
beschermd tegen de Zuiderzee. De naam was afgeleid van een
vroegere,open zeeverbinding tussen de Noordzee en de Zuiderzee.
Ten westen werd het gat al vóór 1599 door zandverstuivingen
gedicht en door duingebied (D’Oogduin) beschermd tegen Noordzee.
Het deels drooggevallen gat bestond uit grasland en had al voor
1600 een agrarische bestemming.
Doordat het zuidoosten van “Het Gaetjen” op gezette tijden
overstroomd raakte door grillen van de Zuiderzee was de pachtprijs
laag. Lemaire verwachtte, na het voltooien van de dijk, de pacht
te kunnen verhogen. Hij stelde ook voor om de bedijkte grond te
veranderen van weidegrond naar zaaigrond voor het verbouwen
van granen, dat in die tijd schaars was.De vraag naar graan in
Nederland moest worden opgevangen door import vanuit het
buitenland, waaronder Rusland. Lemaire dacht met de bedijking een aanzienlijke financieel profijt
te kunnen behalen. Dat laatste bleek achteraf tegen te vallen.
.

Isaac Lemaire (1553-1624)

De Isaac Lemaire Dyckage, de eerste dijk van Het Koegras (1602) en de
Nieuwe Statendijken die zijn aangelegd door de Erven Lemaire (1642)
Met (linksboven) Huisduinen en midden-rechts van boven naar beneden de kwelders
t'Torp, De Schooten,Reynkezand, Middelzand, De Garst en Quelderduin
( Deel van landkaart van Het Koegras in 1662 van Dirk Abbestee )
Lemaire probeerde al gauw de gronden van Koegras weer te verkopen
Isaac Lemaire was meer een zakenman dan landeigenaar, hij heeft derhalve serieuze pogingen
ondernomen om het land dat hij bezat ten zuiden van Huisduinen en de gronden van Koegras in
het najaar van 1600 weer te verkopen. Maar doordat geïnteresseerden al gauw inzagen dat er
veel werk moest worden verzet om de landerijen winstgevend te maken lukte het Lemaire
niet om de gronden van de hand te doen. Tot 1602 hield hij zich intensief bezig met het regelen
van de totstandkoming van genoemde eerste bedijking van Koegras.
Hij verlegde daarna zijn aandacht meer naar de in 1602, mede door hem opgerichte, Verenigde
Oostindische Compagnie, waarvan hij meer geldelijke profijt verwachtte. Pas in de laatste jaren
van zijn leven heeft hij zich weer meer met zijn bezittingen in de kop van Noordholland bezig gehouden, met als voornaamste doel de latere verdeling van de erfenis voor zijn kinderen goed te regelen.
De aanleg van de Lemaire Dijckage in 1600 ging niet echt voortvarend
Lemaire woonde in Amsterdam en had zelf weinig kennis van het aanleggen van dijken. Derhalve
droeg hij de organisatie en het toezicht op de vorderingen op aan zijn secretaris Pieter Ruygh
die in Huisduinen woonde.Hij gaf Pieter Pieterssen, schoolmeester en landmeter in Huisduinen
opdracht zijn bezit in tekening te brengen en ontwerptekeningen te maken van de aan te leggen
bedijking. Lemaire werd doormiddel van een intensieve briefwisseling met zijn secretaris op de
hoogte gehouden van de stand van zaken. Zelf kwam hij maar enkele keren het werk in ogenschouw
nemen. Het aanleggen van de dijk liet hij uitvoeren door een plaatselijke aannemer. Hij wilde daardoor
de bewoners, economisch gezien, mee laten profiteren. Het is ook goed mogelijk dat hij daarmee
als protestant de, toen nog voornamelijk rooms-katholieke, bewoners van Huisduinen voor zich
wilde winnen.
Tijdens de aanleg van de dijk kreeg hij enig argwaan over de inzet van de dijkwerkers. De uitvoering
van het werk ging hem te langzaam. Hij meende, dat de aannemer zich niet volledig inzette voor zijn
belang en dat Pieter Ruygh de nalatigheid probeerde te verbloemen.Hij werd ook regelmatig gevraagd
om geld beschikbaar te stellen voor aanschaf van materialen. Pieter Ruygh vroeg, in één van zijn brieven
gericht aan Lemaire, geld voor de aanschaf van materialen voor het opstellen van een rieten afscherming.
Hij verwachtte op die manier een stuifdijkje te laten ontstaan. De natuurlijke totstandkoming van de
dijk zou een kostenbesparing op kunnen leveren en Lemaire had daar wel oren naar.
Toen Lemair na enige maanden vroeg naar de vorderingen kreeg hij als antwoord dat er nog werd
gewerkt aan de schutting tussen het t’Hoogduin en de Nieuwlanderdijk.
In het najaar van 1600 kreeg hij bericht dat door hoogwater de afscherming deels was weggespoeld en
herstelwerkzaamheden nodig waren. Toen Pieter Ruygh aangaf, dat hij hout nodig had voor het
aanleggen van een sluisje, maar dat in Huisduinen niet kon krijgen, kocht Lemaire zelf het gevraagde
hout in Amsterdam en liet het verschepen naar Huisduinen, delen hout op- en lange balken als sleep
achter de boot.
Lemaire wilde het bedijkte “Gat” laten afwateren via de eerder aangelegde Nieuwlander polder ten
westen van zijn nieuwbedijkte poldertje. Toen hij daarover een geschil kreeg met de ingelanden van
de Nieuwlander polder liet hij een afwatering aanleggen naar een uitloper van het Nieuwe Diep.
Lemaire was na de aanleg van de dijk ontevreden over de uiteindelijke kosten, die boven zijn begroting
van 1200,- gulden waren uitgestegen. Toch voldeed hij loyaal de kosten van het uitgevoerde werk.
In 1602 verlegde Isaac Lemaire zijn aandacht naar de Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Isaac LeMaire deed ook onderzoek naar aanleg van een eendenkooi
Naast het houden van vee en de akkerbouw was ook de jacht een belangrijke bron van
inkomsten voor de pachters. Le Maire was een groot liefhebber van wild, hij bestelde bij
zijn secretaris Pieter Ruigh in Huisduinen, als hij in Amsterdam gasten verwachtte, geregeld
een aantal “hassen en conijnen”. Mogelijk dat hij mede daardoor in het najaar van 1600 op
het idee kwam om een vogelkooi te laten aanleggen. In de steden was veel vraag naar gevogelte
en wild en als zakenman verwachtte Le Maire flink geldelijk profijt uit de vogelkooy te kunnen
behalen. Echter hij heeft het plan nooit uitgevoerd. Pas in 1727, een kleine honderd jaar na
zijn overlijden, werd het idee om een vogelkooi aan te leggen alsnog uitgevoerd. Het was de Amsterdamse zakenman Willem Bonifatius Ockers (1682-1732), die de vogelkooi
Quelderbeek liet aanleggen bij het hoger gelegen Quelderduin, ten noord-westen van de Garst,
gelegen aan de toen nog ver naar het zuiden lopende waterloop van het Nieuwe Diep. W.B.Ockers
wordt ook beschreven als zijnde rentmeester van de Erven Lemaire. Na zijn dood, in 1732, werd
de vogelkooi voor 5500 gulden gekocht door Erven Le Maire. Later in de18e eeuw werd Hendrik
van Brederode mede-eigenaar en pachter van de eendenkooi.
Het graven van het Noord-Hollandskanaal in 1817 veroorzaakte een grote aanslag op de
bebossing van de eendenkooi. Gelijkertijd hebben ook de kanaalgravers, werkvolk van de
aannemers van Waterstaat, daar veel boomhout gestolen. De toenmalige pachter, Willem
Jimmink,kreeg toestemming om de eendenkooi geleidelijk om te zetten in weidegebied en
het nollengebied af te vlakken. Zo werd de eendenkooi Quelderbeek volledig ontmanteld. Momenteel is er niets meer van terug te vinden. Het huidige buurtschap De Kooy en vliegveld
De Kooy doen nog herinneren de verdwenen eendenkooi.
Door de aanleg van De Zanddijk in 1610 werd Koegras beschermd tegen de Noordzee
In 1610 werd ook de Staatsdijk of Johan van Oldenbarneveltdijk aangelegd van Callantsoog, Groote Keeten tot aan het Hoogduin ten zuiden van Huisduinen. Die dijk is gelegd langs de
huidige Zanddijk , maar is door het opstuiven van de duinen nagenoeg geheel onzichtbaar.
Met de Johan van Oldebarneveltdijk werd het westen van Koegras afgeschermd tegen de
Noordzee. In de periode van 1610 tot 1817 zijn meerdere octrooien verleend om de gehele kust,
vanaf Callantsoog langs de noord tot Wieringen te bedijken, maar er waren geen investeerders
bereid geld in het risicovolle projekt steken.
(klik hier voor de beschrijving van de aanleg van de Zanddijk)

Le Mairs Polder
Plantekening van het octrooi van 1640 van
de Erven Lemaire voor de bedijking van een
deel van Het Koegras
Erven van Lemaire gingen verder met het bedijken van Het Koegras.
Na het overlijden van Isaac Le Maire in 1624, hebben de Erven van Lemaire de bedijking in het
noorden van het huidige Koegras nog voortgezet. In samenspraak met de Staten van Holland
zijn in 1642 nog twee zanddijken, statendijken, aangelegd van het Hoogduin naar de hoger gelegen
Garst en vanaf Garst naar Quelderduin. Het daarmee afgeschermde deel werd de Polder van Le Maire
genoemd. Van die laatste (Staats)dijken is niets meer terug te vinden. Een deel, gelegen tussen het
Hoogduin en de Garst werd later de Verloren Dijk genoemd. De Verloren Dijk is in 1931 geheel
afgegraven en de vrijkomdende grond is omgezet in akkerland. Het ligt voor de hand, dat de andere
delen van die dijken door meerdere overstroming, in de 18e en 19e eeuw, door het water van
de Zuiderzee zijn weggespoeld. In de geraadpleegde bronnen is daar echter weinig over terug
te vinden. Tussen 1824 en 1900 is zand van hoger gelegen delen van Het Koegras afgegraven
om te gebruiken als balast voor zeeschepen. Mogelijk is ook zand van de laatstgenoemde
zanddijken van de Erven van Lemaire daarvoor gebruikt.In 1640 was octrooi verleend om vanaf
Quelderduin een dijk noordwaarts te leggen naar de Nieuwlanderpolder, maar die dijk is nooit
aangelegd. Toen de Erven van Le Maire in 1733 de alsnog bij de Staten het verzoek indienden om
die oostelijke dijk te leggen werd dat afgewezen. De Staten maakten daarbij het verwijt, dat de
Erven sinds 1640 geen enkele poging hadden ondernomen.
Wie was Isaac Le maire (1559-1624)
Isaac Lemaire kwam oorspronkelijk uit Antwerpen waar hij was opgeleid tot zakenman.
Door de dreiging van verovering van Antwerpen door de Spanjaarden is hij in 1585 met zijn
gezin verhuisd naar Amsterdam. Hij hield zich bezig met de handelsvaart in noord en zuid
Europa; Scandinavië, Rusland, Frankrijk en Spanje en Italië. Ook met de zeevisserij tussen
Engeland en Spanje was hij actief. Hij behaalde grote winsten in het einde van de 16e eeuw.
Hij was deelnemer van de Nieuwe Brabantse Compagnie die fuseerde met de Oude Compagnie
in Amsterdam en toen de Verenigde Amsterdamse Compagnie(VAC) ging heten.
In 1602 ging de VAC samen met de Noord-Hollandse en Zeeuwse Compagnie waaruit de
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) ontstond.
Isaac Lemaire was medeoprichter van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).
Hij wordt, met het inbrengen van een kapitaal van 97000 gulden, als de grootste investeerder
van de Oost-Indische Compagnie gezien.
Isaac Le Maire was een tijdgenoot van Van Johan van Oldenbarnevelt en Prins Maurits,
waarmee hij ook overleg voerde over de octrooien van de Compagnie. Net zoals Van
Oldebarnevelt en meerdere vermogende Nederlanders investeerde hij ook in vastgoed en
landerijen. Zo kocht hij in 1599 van L’Amoraal van Egmond, die met grote schulden te
kampen had, landerijen bij Egmond Binnen en gronden ten zuiden van Huisduinen in het
noorden van, wat we nu kennen, als polder Het Koegras gelegen in de Kop van Noord Holland
Door vermeende malversatie werd hij in 1605 uit de Verenigde Oost-Indische Compagnie gezet.
Hij was daarna een geduchte zakelijk tegenstander van de monopolistische VOC.
Hij sloot een alliantie met de koning van Frankrijk Hendrik IV, maar doordat die in 1610 werd
vermoord is het hem niet gelukt, samen met de Fransen, een aanzienlijke tegenpartij van
de VOC te vormen.
Le Maire was ook één van eerste die zogenoemde derivaten verhandelde. Hij bedacht een
handelsconstructie van verkoop van aandelen van de VOC, die hij verkocht zonder ze in bezit
te hebben. Er op rekenend, dat de aandelen van het VOC flink in waarde zouden dalen
verwachtte hij grote winsten te kunnen behalen, echter de aandelen stegen in waarde
waardoor deze handel voor hem en zijn vennoten een fikse verliespost heeft opgeleverd.
Genoemde handel werd na enkele jaren verboden.
Isaac Lemaire richtte daarna de Australische Compagnie op en bestreed daarmee de
macht van het VOC. Hij deed verwoede pogingen om meerdere octrooien van de VOC te
letterlijk te omzeilen, waaronder een nieuwe doorvaart te vinden voor een handelsroutes
naar de zuid, naar Australie.
Er werden door de nieuwe compagnie twee schepen uitgezonden , “De Eendragt” en “Hoorn”.
Zijn oudste zoon, Jacques Le Maire, ging mee als koopman, uit om nieuwe doorvaartroutes
naar de zuidelijke archipel, naar Australië te ontdekken. Jacob ontdekte in 1616 samen met
zijn schipper Willem Cornelisz. Scouten Kaap Hoorn van Zuid Amerika en een nieuwe doorgang
ten zuiden van de Kaap, De doorgang wordt nog steeds aangegeven als Jacob Le Maire Passage.
Het schip “Hoorn” is onderweg tijdens een onderhoudsbeurt verbrand. Het andere schip, “De Eendragt”
met Jacques Le Maire werd bij aankomst in Indonesië in naam van het VOC door Jan Pieterzoon
Coen gevorderd Jacob Le Maire werd naar huis gezonden
Tijdens die terugtocht overleed hij op 31-jarige leeftijd. Isaac Le Maire heeft gerechtelijke stappen
ondernomen tegen de inbeslagname van het schip,die hij uiteindelijk, na een lange strijd,
heeft gewonnen.

Met --- uwe vrindt Isaac Lemaire-- ondertekende Lemaire zijn brieven
Isaac Le Maire en Erven Le Maire
Isaac Le Maire was getrouwd met Maria Walraven, hij kreeg 22 kinderen waarvan er
9 in zijn testament waren opgenomen. Hij is op 75-jarige leeftijd in 1624 overleden
en begraven in Egmond Binnen. Op zijn grafsteen heeft hij laten vermelden dat hij
in zijn 30-jarig koopmansbestaan 1,5 miljoen gulden heeft verloren, maar zich toch
staande heeft weten te houden.

Erven van Lemaire van Koegras en de kop van Noordholland na 1624 waren:
Sara Le Maire, weduwe Braems
Isabelle Le Maire , getrouwd met Willem van Veen, schout van GrooteBroek
Anna Le Maire, getrouwd met Jacob Nieuwstad, Baljuw en schout van Egmond,
.......................... .................Burgemeester van Alkmaar en dijkgraaf uitwaterende sluizen
Johanna Le Maire, getrouwd met Pieter van Zon, koopman te Amsterdam.

Het bezit van de Erven Lemaire ging later over op de kinderen
In 1889 is het gehele bezit van de Erven Le Maire in de kop van Noordholland ,
en het noorden van Het Koegras, door de Staten aangekocht voor fl 60.000,- en werd daarmee toegevoegd aan de Nederlandse domeinen.
Heel Koegras is in 1849, met uitzondering van het Callantsoger deel,
ten zuiden van de Scheidingsvliet door dommeinen verkocht aan
de zakenman Pieter Loopuyt te Scheidam.
Geraadpleegde bronnen:
- Isaac Le Maire eene Voorlezing van Dr. R.C.Bakhuizen van den Brink
- Isaac Le Maire Koopan en Bedijker van H.Schoorl(1968)
- Het Koegras van Mr. J.Belonje (1974)
- Binnendijks en Buitengaats van Diederik Aten, Willem Messchaert en Harry Raad
- diverse verhalen over Het Koegras / Het buitenveld van J.T.Bremer
- beschrijving Koegras van W.Lastdrager
- Wikepedia – Isaac Lemaire
- website GaHetNa
- landkaart van Abbestee 1662 - van K.Bregman

auteur:
P.J.Sieswerda
voor de website Julianadorp Parel van de Kop van Noordholland
www.julianadorp-parelvandekop.nl
email:
julianadorp@hotmail.com
dd. 22 februari 2016


p.s. aanvullingen, correcties zijn welkom

Bijlage met landkaartje en actuele foto's van Koegras noord

Een oude tekening met de Lemaire Dijckage (1602) ten zuiden van Huisduinen en bedijkingen
van het Hoogduyn naar de Garst en Quelderbeek van de erven van Lemaire (1642) gelegen
in het noorden van het gebied met toen al de benaming Het Koegras of Het Buitenveld
 

Zicht op het enige nog overgebleven nollencomplex De Garst in de polder Het Koegras.
Het is niet bekend of de dijkjes nog overblijfselen zijn van de oude dijkjes van de Lemaires


De nol De Garst bestaat nu nog omdat er een aantal fikse betonnen bunkers zijn gebouwd.
In WOII was het een commandopost van de Duitse bezetter.
 
Zicht op polder Het Koegras ten noord-westen van Julianadorp (dd.maart 2016)

.

.

.

.
.
 
klik hier voor meer informatie over de polder Het Koegras
 
Isaac Lemaire 1e bedijker van Koegras
gemaakt, dd. februari 2016, voor de website
Julianadorp parel van de Kop.
http://www.julianadorp-parelvandekop.nl
email:
julianadorp@hotmail.com
copyright: Julianadorppromotion '95