...Julianadorp van 1939 tot 1945
JULIANADORP & HET KOEGRAS
de mobilisatie en de Tweede Wereldoorlog 1939-1945
  Het leven in Julianadorp en Het Koegras
  De Duitse aanval op vliegveld de Kooy
  De bezetting van Nederland
  Wat aan de bezetting vooraf ging in Julianadorp
  Koegras bood onderdak aan veel vluchtelingen
  Inkwartiering Duitse soldaten 19 mei 1940
  Noodscholen door vordering Lagere school
  Julianadorp bleef Julianadorp
  Julianadorp en de Atlantikwall
  Het leven in oorlog in Julianadorp en Koegras
  Brandstofgebrek
  Julianadorp spergebied in 1943
  Ongelukken en missers van de bezetter
  De bevrijding
  Na de oorlog.
  Terug naar de indexpagina !!!
.

Het centrum van Julianadorp
sinds 1909



de Messerschmitts onderweg naar de vliegveld Kooy
De Duitse aanval op vliegveld de Kooy, 10 mei 1940
Het was om 4.00 uur in de morgen van vrijdag 10 mei 1940, boer Paul Thomas zat in zijn land dichtbij Julianadorp de koeien te melken, toen 16 gevechtsvliegtuigen van de Duitse Luftwaffe vanuit het zuiden overvlogen richting het vier kilometer noordelijker gelegen vliegveld De Kooy. Ze hadden een route afgelegd vanuit Duitsland langs de kust boven de Noordzee en waren ten zuidwesten van de Noordkop van koers gewijzigd richting De Kooy. Vliegend boven vliegveld De Kooy werden de daar keurig opgestelde vliegtuigen van de Nederlandse Luchtmacht met mitrailleurvuur bestookt. Het was voor de piloten van de Duitse gevechtsvliegtuigen, de Messerschmitts, een gemakkelijk doelwit. De meeste vliegtuigen werden bij die eerste aanval vernietigd.
De meeste stukgeschoten vliegtuigen waren lesvliegtuigen, die sinds de mobilisatie van het Nederlandse leger in 1939, 's avonds steeds keurig op één lijn op het vliegveld werden opgesteld.
Enkele minuten voordat de eerste aanval plaatsvond waren, mede door een telefonisch bericht van bombardementen elders, elf gevechtsvliegtuigen, type Fokker D21 van de eerste Nederlandse JAchtVliegAfdeling, (de 1e JAvA)), al de lucht in gedirigeerd.
Direkt na de aanval van de Duitse Luftwaffe op vliegveld De Kooy volgden luchtgevechten van de Nederlandse Fokkers met de Messerschmitts: de zogenaamde "dogfights" van elkaar achtervolgende en op elkaar schietende gevechtsvliegtuigen.
Een uur later werden de koeien van Piet Brouwer, op het land aan de Doggersvaart, zeer onrustig door het onheilspellend geluid van een zeer laag overkomend groot vliegtuig, voorzien van een groot wit kruis (een Stuka duik-bommenwerper), dat onderweg was voor het eerste bombardement op vliegveld De Kooy. Die dag werd het vliegveld zes keer aangevallen en 's avonds was De Kooy zodanig verwoest, dat het niet meer te gebruiken was
De Chr.Lagere School aan de Korte Vliet werd daarom ingericht als werkplaats voor reparatie van gehavende vliegtuigmotoren en de manschappen, die gelegerd waren op het vliegveld, werden ondergebracht in omliggende bloembollenschuren.
In de loop van de dag weken vier Fokker D21 gevechtsvliegtuigen uit naar vliegveld Buiksloot, dichtbij Amsterdam gelegen. Later zijn nog twee gevolgd. De Messerschmitt van Hauptman Dietrich Robitsch, "Der Alte", was zwaar beschadigd geraakt. Het vliegtuig was "netjes" geland op vliegveld De Kooy, Robitsch werd daar gevangen genomen.
Er vielen op die eerste dag van de oorlog één dode en twee gewonden. Eén Nederlandse piloot, Jaap van Suylen, kwam om. Dertig lesvliegtuigen, zes gevechtsvliegtuigen en nog enkele andere toestellen gingen verloren. Zes Duitse vliegtuigen werden uitgeschakeld.

Vliegveld de Kooy vóór de Tweede Wereldoorlog
foto: Map Heyblok
Familie Jimmink beleefde angstige momenten in "Hoeve Uitvlucht"
Voor de familie Jimmink, wonende in de boerderij "Hoeve Uitvlucht", dichtbij vliegveld De Kooy, was het begin van de oorlog een zeer angstige periode. Annie Vries-Jimmink, toen 17 jaar oud, zag de Messerschmitts aankomen boven het Noordhollands kanaal. De gevechtsvliegtuigen vlogen op raamhoogte langs de boerderij. Moeder had al steeds gezegd: "ze komen", maar vader Jimmink meende dat het Duitse leger Nederland niet durfde binnen te vallen.
Het luchtgevecht van De Messerschmitss en de eerder opgestegen Nederlandse gevechtsvliegtuigen, dat volgde op de eerste aanval op de Kooy, veroorzaakte een hels lawaai bij de boerderij van de steeds maar weer langs en overscheurende op elkaar schietende vliegtuigen. Zelfs dakpannen van de boerderij werden stukgeschoten.
Op die eerste dag van de oorlog groef vader Martinus Willem Jimmink haastig een groot gat op het erf dat, toegedekt met een ijzeren roeiboot, moest dienen als schuilkelder.
Annie vertelde, dat na de eerste aanval meer Nederlandse soldaten naar de Noordkop kwamen, waarvan een aantal in de buurt van de boerderij werden gelegerd. Tijdens de talrijke bombardementen die volgden waren die soldaten zo bang, dat ze massaal in de door haar vader gemaakte schuilkelder kropen. Voor de familie was er amper nog plaats. Toen de overgave had plaatsgevonden kwamen de Duitse soldaten, die net als de Nederlanders, bij bombardementen, in de schuilplaats van vader Jimmink doken.

Ned. gevechtsvliegtuig Fokker D21

Stuka dive-bommenwerper

De Messerschmitt van Robitsch
Kort verslag van het luchtgevecht van Bob van der Stok,
één van de Nederlandse piloten van de 1e JAVA.
Tijdens die morgen waren wij al in de lucht boven vliegveld "De Kooy". We zagen de Messerschmittts-109 aankomen, maar de piloten wisten niet dat een hele JAVA (Jachtvlieg Afdeling van de Nederlandse Luchtmacht) al in de lucht was. Zij deden een aanval op de gebouwen van het viegveld en verwachtten geen zware tegenstand. Binnen een paar seconden volgden toen de "dogfights". Door de aanval op De Kooy hadden de Duitse vliegers al veel munitie verschoten.
Ik zag overal om mij heen kogels richting de aanvaller vliegen en één Messerschmitt verdween al gauw, een lang oliespoor achterlatend, in het water. Ik vloog, naar ik meen, naast Doppenberg, toen recht op mij af een andere Messerschmitt opdook. In die positie kon hij mij nooit raken. Hij week uit maar verloor daarbij ook snelheid. Drie complete cirkels waren nodig voordat ik in positie kwam om toe te slaan. Een witte rookpluim en een zwarte streep olie spoot uit de Messerschmitt, die daarna in een rondtollende beweging raakte en was uitgeschakeld.
De op vliegveld De Kooy "gelande" en gevangen genomen "Hauptman" Robitsch gedroeg zich nogal arrogant, "Warum leisten Sie Widerstand".Dat werd snel anders toen hij met een paar stevige Hollandse handen werd vastgepakt. Robitsch bracht de rest van de oorlog door in een kamp.
Ik was na afloop diep onder de indruk van mijnmede piloten Dop, Jan Bosch, Spanky, Jaap en anderen die direkt, zonder aarzelen, de aktie waren begonnen.
bron: boek "Oorlogsvlieger voor Oranje" van Bob van der Stok

Bram v/d Stok, Foquin de Grave en Jan Bosch
Nederlandse oorlogsvliegers 10 mei 1940
De bezetting van Nederland
Duitsland viel die dag Nederland aan. Het Duitse leger rukte in het hele land snel op. De overmacht bleek al gauw veel te groot. Op 14 mei werden de steden Rotterdam en Den Helder gebombardeerd, waarbij veel slachtoffers vielen te betreuren en er werd gedreigd met het bombarderen van de stad Utrecht.
In de namiddag van 14 mei om 16.00 uur kwam op vliegveld De Kooy de opdracht "alles vernielen" binnen en op 15 mei kondigde het Nederlands opperbevel de kapitulatie aan. Hevige gevechten, die toen nog met name op de Afsluitdijk aan de gang waren, werden terstond beëindigd.. Nederland was bezet. Op 16 mei arriveerden de eerste Duitse soldaten in Koegras.
Dat koningin Wilhelmina de wijk nam naar Engeland heeft menig Koegrasser sterk aangegrepen en werd haar zeer kwalijk genomen. Toen ook nog prinses Juliana en haar kinderen naar Canada vertrokken viel er bij veel moeders in Koegras een lichte ontreddering te bespeuren.
 

Herdenkings-standaard van viegveld De Kooy
 
Wat aan de bezetting vooraf ging in Julianadorp
Voorafgaand aan de bezetting was op 30 augustus 1939 de algehele mobilisatie afgekondigd. Julianadorp stroomde vol met Nederlandse soldaten, onderofficieren en officieren , bewapening en voor transport veel paarden. Bij bewoners werd geïnventariseerd hoeveel bedden vrij waren. Zij kregen inwoning van Nederlandse soldaten. Spanjaard, chef van de Proeftuin in Julianadorp, kreeg inkwartiering van 1e luitenant Beukinga uit Twente. Twee ongebruikte lokalen van de openbare school werden ingericht voor huisvesting van soldaten en achter de school werd een grote keuken gebouwd.
Voor het inunderen van land, het onder water zetten ter verdediging van een gebied, werd ten zuiden van Julianadorp een laag dijkje aangelegd. Het dijkje lag langs de boerderij van Hoogschagen aan de Langevliet, van de rijksweg tot de duinen, dwars over het land, ongeveer evenwijdig aan de Callantsogervaart. Het grondwerk daarvoor moest worden gedaan door plaatselijke boeren, die dat werk absoluut niet leuk vonden en tijdens dat werk ook flink hebben gemopperd. Het dijkje, waar nu niets meer van terug te vinden is, kreeg dan ook al gauw de toepasselijke naam "Het Kankerdijkje".
Tijdens de mobilisatie heeft Koegras, vanaf Het Kankerdijkje tot aan de Schinkeldijk bij Groote Keeten, korte tijd onder water gestaan. Het water stond niet zo hoog, want de aren van het graan, dat in bloei stond, staken er boven uit.
De luchtbeschermingsdienst, bestaande uit dorpers, werd opgezet. Deze was sterk geliëerd aan de bestaande brandweer. De leiding was in handen van de commandanten J.Kossen en C.Hollander. In het dorp werd verduistering aangebracht. Op het Loopuytpark, in de Parkstraat (hoek Proeftuinweg) en andere plaatsen werden extra schuilplaatsen gebouwd. Het waren halfronde bouwsels die werden afgedekt met graszoden. Deze schuilplaatsen bestonden uit planken, gezaagd van bielzenhout, afkomstig van aannemer Hollander. Hij had eerder al een flinke hoeveelheid van deze oude bielzen ingekocht met de bedoeling deze te verzagen tot hekpalen. Jaap Vader vertelde, dat die schuilplaatsen niet veel bescherming boden. De eerste de beste kogel zou dwars door het hout heen zijn gegaan.
Particulieren gingen bezittingen "veilig stellen" door ze in de grond te begraven. Van Jimmink aan de Middenvliet is bekend, dat die een auto onder het hooi verstopte.
Er werd ook nagegaan, hoeveel bedden beschikbaar waren in Julianadorp voor vluchtelingen. Men hield er rekening mee, dat inwoners van Den Helder naar het platteland zouden moeten vluchten. In het dagboek van Spanjaard lazen we o.a. dat hij onderdak zou moeten bieden aan vijf personen.
Van 10 tot 15 mei 1940 vlogen veel vliegtuigen over Julianadorp en was het daar opgestelde afweergeschut steeds in aktie. Vanuit het dorp zag men bommen dichtbij in zee vallen. De Julianadorpers maakten zich steeds meer zorgen en met de bombardementen op Rotterdam èn Den Helder op 14 mei, sloeg een totale verwarring toe. Na de kapitulatie op woensdag 15 mei , keerde de rust in het dorp weer enigszins terug.

huls van luchtafweergeschut
 

Landschap rond Julianadorp in de jaren dertig van de vorige eeuw
.foto: Ans Dekker-Zon
Koegras bood onderdak aan veel vluchtelingen uit Den Helder
Door de zware bombardementen op de stad Den Helder. Op 14 mei, sloegen de inwoners op de vlucht. Aan velen werd onderdak geboden in Julianadorp, het boerendorp ,dat maar vier kilometer zuidelijker lag, maar niet bij alle Heldernaren erg bekend was. De hartelijke levenshouding en de grote gastvrijheid van de dorpers werden zeer gewaardeerd. Na de kapitulatie gingen de meeste vluchtelingen weer terug naar de stad..
Op 24 en 25 juni 1940, werd Den Helder door de Engelsen, zwaar gebombardeerd. Veel inwoners vluchtten weer de stad uit naar het platteland. Ooggetuigen zagen alle uitvalswegen van Den Helder zwart gekleurd door de vele vluchtelingen. Opnieuw vond een grote groep onderdak in Julianadorp. Zij werden ondergebracht in kippenhokken van Minnes, Appie Tiel en Thomas aan de Langevliet. Ook de Ieperhof aan de Van Foreestweg, de kippenboet van Sander in de Landbouwstraat en kippenboet Oelewap, ten zuiden van Julianadorp aan de Langevliet, boden onderdak.
Genoemde kippenboeten, in het begin van de oorlog door de gemeente gevorderd, waren voor bewoning aangepast om onderdak te kunnen bieden aan vluchtelingen. Ook bij diverse boerderijen in Koegras, de Zijperpolder, de Anna Paulownapolder en op Wieringen werd onderdak gevonden.
Dat alle spanning tijdens de bezetting de gereformeerde en hervormde gelovigen niet direkt dichter bij elkaar bracht, blijkt uit de weigering van de hervormde gemeente om op 30 juni 1940 de gereformeerden een kerkdienst, mede voor de talrijke vluchtelingen, te laten houden in de toen nog hervormde kerk. Hetgeen toen maar vóór de kerk plaatsvond, met een vrachtauto als kansel, waarbij sprake was van een grote opkomst en een indrukwekkende dienst.
Ans Zon bij de kippenboet van
Appie Tiel met op de arm Marjan
Bakker, die in de oorlog is geboren.
Familie Bakker had als vluchteling
onderdak gevonden in Julianadorp
.
foto: Ans Dekker-Zon

In de kippenboeten van Minnes hebben tijdens de oorlog
veel vluchtelingen uit Den Helder gewoond
. Deze is foto van na de oorlog gemaakt. Beschikbaar gesteld door fam. Minnes,
Inkwartiering Duitse soldaten 19 mei 1940
Dat de registratie van woningen, waar Nederlandse soldaten, voorafgaand aan de bezetting waren ingekwartierd zeer goed was bijgehouden, bleek bij de komst van de Duitse soldaten. Ook de bezetter zocht onderdak voor zijn manschappen. Zij maakte daarbij gebruik van genoemde registratie en gelastte bewoners, die eerder Nederlandse soldaten onderdak boden, Duitse soldaten in huis te nemen. Ook kwam het voor dat beslag werd gelegd op een deel van een boerderij. Het boerengezin leefde dan in het achterhuis en de bezetter vestigde zich in het voorhuis. In deze situatie waren de bewoners wel verzekerd van een aantal voorzieningen waar de inwonende bezetter gebruik van maakte , zoals water, elektrisch licht en stookmogelijkheden. Voor transport werden door het leger ook veel paarden ingezet. Deze werden in bestaande boerderijen gestald. De muren van de boerderijen, die vaak halfsteens waren, werden aan de binnenkant, in opdracht van de bezetter, aanzienlijk verzwaard.
In Julianadorp werden meerdere huizen gevorderd voor huisvesting van de bezetter. De bewoners werd dan gelast te vertrekken. Zo zijn ook dorpers "verhuisd" naar de aangepaste kippenboeten . Anderen vonden onderdak in een kamp in de Wieringermeer en in Anna Paulowna, Breezand en andere omliggende polders.
De bezetter stelde ook een spijkerwacht in. Die moest er voor zorgen, dat de plaatselijke bevolking geen obstakels tegen de bezetter oprichtte. Met name het spijkerstrooien was een veel toegepast sabotagemiddel. De notabelen - de dominee, het hoofd van de school en enkele andere belangrijke dorpers - moesten toezien op het goed functioneren. Zoniet dan waren zíj diegene waartegen repressailles zouden worden genomen.
De manschappen van de bezetter, die overal verspreid in Julianadorp waren ondergebracht, stonden onder leiding van een commandant ( volgens getuigen geen slechte kerel) die zetelde in de pastorie naast de Ned. Hervormde kerk. Op de Nollen aan de Nieuweweg, twee kilometer ten noorden van Julianadorp, werd een grote commandopost gevestigd.
De familie Jimmink, die woonde in boerderij "Hoeve Uitvlucht" aan de Rijksweg, dichtbij vliegveld de Kooy, kreeg inkwartiering van een Duitse officier. Hij ging met laarzen aan in mijn bed liggen" vertelde Annie Vries-Jimmink "en hij was tijdens bombardementen zo bang, dat hij met die grote laarzen alle lakens stuk trapte. De boerderij werd na korte tijd gevorderd. Jimmink kreeg een jaar de tijd om een andere pachtboerderij te vinden. Zolang mochten ze er nog blijven wonen. Jimmink vond binnen de gestelde tijd een andere boerderij in de Anna Paulownapolder. Het land bij de boerderij "Hoeve Uitvlucht" werd gebruikt voor uitbreiding van vliegveld de Kooy.
Aannemer Hollander kreeg inwoning van Heinz. De volgende dag vloog een Messerschmitt heel laag over het huis van Hollander, stuntte nog enige tijd dichtbij in de lucht en vervolgde daarna zijn vlucht. Die avond kwam Heinz weer binnen en vroeg: " Heb je me gezien ? ".... Hij bleek de bewuste stuntvlieger te zijn geweest. Cor Hollander vond toen als jongen het stunten van Heinz wel heel spannend. Veertien dagen later werden de spullen van Heinz opgehaald, Heinz was, volgens de Duitsers, overgeplaatst naar Vlissingen. Cor vermoedt echter, dat hetgeen zij vertelden bezijden de waarheid was en dat Heinz in werkelijkheid was neergeschoten.
begin v/d
pagina

De 1e gemeenteschool werd in 1940 gevorderd en werd ziekenhuis
foto: Map Heyblok
Noodscholen door vordering 1e Gemeenteschool
De bestaande 1e Gemeenteschool, de lagere schhool aan de Langevliet 60, werd door de bezetter gevorderd en ingericht als ziekenhuis. Het gebouw bood niet genoeg ruimte, derhalve werden achter het pand extra barakken aangebouwd. Dat de school gebruikt werd als ziekenhuis werd door dorper patiënten wel als zeer vreemd ervaren. Willem Mulder vertelde dat hij in het gymlokaal werd geopereerd.
De Christelijke Lagere School aan de Korte Vliet, die 10 mei al in gebruik was genomen als werkplaats van vliegveld De Kooy, werd ook door de bezetter gevorderd voor huisvesting van soldaten.
Door de komst van de vele vluchtelingen, als gevolg van zware bombardementen op Den Helder door de Engelsen op 24 en 25 juni 1940, verviervoudigde het aantal inwoners van Julianadorp. Onder de vluchtelingen bevonden zich veel schoolkinderen; lagere schoolleerlingen en leerlingen van middelbare scholen. Al die leerlingen moesten worden opgevangen in noodscholen in Julianadorp. Dat leidde tot een grote behoefte aan schoollokalen
Op meerdere plaatsen werden noodlokalen ingericht. De schuur van Belle en Teeuwen, het gebouwtje Star off Hope en het pandje naast café Veul aan de Langevliet en café Doorn (nu Prins Hendrik), de winkel van v. Nuland en een ruimte in de Ned.hervormde kerk aan het Loopuytpark werden aangepast om als school te dienen .
Na ongeveer een jaar verminderde de overbevolking van Julianadorp door evacuatie van vluchtelingen naar Heerhugowaard. Een aantal noodlokalen kon toen weer worden afgestoten. Meester Hendrikx, de hoofdmeester die in augustus 1939 was benoemd , heeft in die periode veel werk gehad aan het huisvesten van de vele leerlingen.
 
JULIANADORP
Julianadorp bleef Julianadorp
In 1942 hebben de bezetters een poging gedaan de naam Julianadorp te veranderen. Een koninklijke naam kon onder het Duitse bewind niet meer bestaan. Het is hun echter niet gelukt om Julianadorp haar naam te ontnemen. Noemenswaardig daarbij is de strategische opmerking van burgemeester Ritmeester, die de bezetter wijsmaakte dat de naam Julianadorp nooit officieel was vastgesteld, dus ook niet officieel kon worden veranderd. Hij wist natuurlijk wel, dat in 1909 de naam door HKH Koningin Wilhelmina was goedgekeurd en aansluitend met instemming van de gemeenteraad werd vastgelegd.
 
 
Julianadorp en de Atlantikwall
De Duitse bezetter was van plan meer aanvallen te doen richting Engeland. Zij had daarvoor in 1941 een plan opgesteld , dat bestond uit het bouwen van de "Atlantikwall ". Een linie, oorspronkelijk bedoeld als aanvalslinie, bestaande uit zware betonnen bunkers, voorzien van kanonnen, die de gehele Noordzee- en Oceaankust van Europa, van Noorwegen tot de Spaanse Pyreneeën zou gaan bestrijken. Door tegenslagen aan het Oostfront tegen Rusland werd de bezetter beducht voor aanvallen van de geallieerden vanuit het westen, over zee. Het plan werd toen omgezet. De "Atlantikwall" moest dienen als verdedigingslinie. Aan de linie werd vanaf 1942 tot het eind van de oorlog in 1945 gewerkt. De "Atlantikwal" is nooit voltooid.
De bunkers in en rondom Julianadorp maakten deel uit van deze linie.

U kunt meer lezen over de verdedigingslinies
rond Julianadorp in de pagina .

Atlantikwall Julianadorp en Koegras,

Voor de Atlantikwall werden bunkers gebouwd en een anti-tankgracht bij Julianadorp gegraven
 
Het leven tijdens de oorlog
in Julianadorp en Koegras
Voor bewoners van Julianadorp en Koegras is de oorlog redelijk rustig verlopen. Vier slachtoffers vielen tijdens bombardementen waarbij een huis aan de Korte Vliet werd getroffen. De dorpers moesten zich wel onderwerpen aan de beperkingen die werden opgelegd. Iedereen moest een legitimatiebewijs bij zich dragen. De ramen moesten worden verduisterd. Werd dat niet goed gedaan, dan kon het gebeuren dat een kogel door het onbedekte raam naar binnen vloog, hetgeen de familie Hoornsman aan de Schoolweg ondervond.
Het elektrisch stroomverbruik werd nagenoeg verboden. Alleen bedrijven mochten voor hun machines nog stroom aftappen. Kees de Graaf, de meteropnemer kwam speciaal langs om de stoppen uit de groepenkast te halen, waarmee stroomafname onmogelijk werd.
Vanaf 1 maart 1941 mocht niemand na 20.30 uur meer op de openbare weg.
Voor het verkrijgen van eten werden distributiebonnen ingevoerd.
Bij de boerderij "Oranje Vrijstaat" van gebroeders Thomas waren twee bunkers aangelegd, in ëén van de bunkers was een keuken ingericht. De kok was een Pool, die een gruwelijke hekel had aan de Duitsers. Op een dag werd daar een emmer met vette paling gebracht. Paul Thomas liep het water uit de mond bij het zien van die lekkernij, maar hij durfde het niet aan stiekem paling uit de emmer te halen. Stel je voor, dat hij tijdens het klaarmaken en het eten daarvan, zo dicht bij de bezetter, betrapt zou worden. Hij tipte wel de naaste buren en spoorde hen aan een greep in de emmer te doen. Die durfden dat ook niet aan. De grootste frustratie kreeg Paul toen bleek, dat de paling geheel onberoerd bleef en uiteindelijk werd weggegooid.
Er heerste geen grote spanning tijdens de bezetting. Annie Vries Jimmink vertelde, dat zij altijd alleen onderweg was. Zij werd niet door vader of moeder begeleid. "Toen wij naar Anna Paulowna waren verhuisd, nadat de boerderij was gevorderd, bleef ik gewoon lid van Sportlust, mijn gymclub in Julianadorp. Ik was absoluut niet bang als ik op de fiets onderweg was naar de gymnastiek". Wat Annie wèl heel erg vond en nog steeds moeilijk kan verkroppen, was dat ze in de bezettingstijd niet mocht dansen. De bezetter had de bal-avonden verboden, omdat tijdens die ontspanningsavonden veel ruzies en vechtpartijen ontstonden tussen jonge mannen uit de buurt en Duitse soldaten die ook contact zochten met de plaatselijke meisjes. Het zit-bal werd ingevoerd: wel een bandje voor muziek, maar dansen was niet toegestaan. Andere culturele aktiviteiten, die normaal gesproken 's avonds plaats vonden, werden in de bezettingstijd vaak 's middags georganiseerd. Het moest in ieder geval vóór spertijd afgelopen zijn.

Tot groot verdriet van Annie Vries-
Jimmink werd dansen tijdens de
Tweede Wereldoorlog verboden










 
Een distributie stamkaart, een afhaalboekje en voedselbonnen waren nodig om voedsel te verkrijgen  
 
Duitsers waren toen al met vakantie in Julianadorp
De Duitse soldaten waren, zeker tot 1944, geen vechtersbazen. De meesten waren dienstpichtig en wilden het liefst naar huis, naar de Heimat.
Henk Hoornsman, veehouder aan de Langevliet, had zelfs wel discussies met Helmut, een Duitse soldaat die de radarpost bemande, dichtbij de Blauwe Keet. Het meningsverschil ging over wie "De Krieg " zou winnen. Helmut gaf aan "wir gewinnen der Krieg " en Henk sprak dat tegen. De uitspraak van de veehouder was riskant, zeker als je een agressieve bezetter zou treffen, maar dat was Helmut niet.
Dhr. Wijngaard, toen een echte dorper belhamel, merkte op, dat de Duitsers ook in de oorlog al in Julianadorp vakantie vierden. Deze uitspraak wordt door meerdere dorpers onderschreven. Veel soldaten verveelden zich stierlijk. Dat bleek ook, toen jongeren, langs de Zanddijk, na de oorlog, een bunker ontdekten waarvan de binnenwanden geheel waren beschilderd. Er is nooit een echt gevecht geweest, ook niet tijdens de bevrijding op 8 mei 1945. Duitsland was al gekapituleerd voordat de bevrijders in Julianadorp aankwamen. Wel zijn Duitse soldaten uit Julianadorp ingezet op Texel, waar in 1944 een opstand was van de Georgiërs. Daarbij zijn veel slachtoffers gevallen. Voornamelijk oudere Duitse soldaten bleven de orde bewaken in Julianadorp en direkte omgeving. Bij de familie Mulder, die woonde in het buurtschap "De Blauwe Keet" aan de Rijksweg N9, meende men toen al dat de bevrijding daar was, omdat de bunkers vlak bij het buurtschap plotseling onbemand waren. Helaas. Na enige tijd werden de bunkers weer bemand. Het was een andere groep soldaten en ze waren, volgens Willem Mulder, een stuk vervelender dan hun voorgangers. Eén van de soldaten van de eerste groep vroeg op een dag aan vader Mulder, "was hatten die Tommies gesagt". Hij wist kennelijk dat Mulder in het bezit was van een radio en die regelmatig afstemde op radio "Oranje", de illegale Nederlandse zender. Tijdens de kerst heeft Willem Mulder, toen een jongen van twaalf jaar, een kerstviering in een bunker meegemaakt. De bijzondere aanblik van de kerstboom, opgesteld in de bunker, en het gezang van de bezetters kan hij zich nog goed herinneren.

Toen het einde van de oorlog naderde hadden de Duitse soldaten het niet gemakkelijk meer. Zij werden niet meer bevoorraad, waardoor ze ook eten te kort kwamen. De rollen draaiden om; kostbaarheden werden aan boeren aangeboden in ruil voor eten.

Transportbedrijven moesten tijdens de Tweede
Wereldoorlog ook voor de bezetter in aktie
foto:Map Heyblok
Voor transport van goederen werden veel plaatselijke bedrijven ingezet
In algemene zin kan worden gezegd, dat veel geld is verdiend aan de bezetter. Zelf deden ze bijna niets, ze lieten veel door anderen doen. Zeker de eerste jaren van de oorlog wilden ze goede maatjes worden met de bevolking. De al eerder genoemde bunkerbouw werd uitgevoerd door Nederlandse bedrijven die daarvoor goed betaald kregen. Grote geldsommen die daarvoor nodig waren haalde de bezetter wel uit de kas van de Staat der Nederlanden.
Niet iedereen was bereid hand- en spandiensten voor de bezetter te verrichten. Aannemer Hollander weigerde voor de Duitsers te werken. Zijn inkomsten moest hij halen uit de opdrachten van de boerenbedrijven in Julianadorp. Daardoor was het voor het gezin Hollander in die jaren een karig bestaan.
Voor transport van goederen werd vaak een beroep gedaan op vrachtrijders uit de direkte omgeving. Tijdens dat transport werd ook wel eens iets "geregeld". Meerdere bronnen gaven aan dat de Duitsers flink zijn bestolen. Genoemd werd o.a. het stelen van cement, dat op meerdere plaatsen lag opgeslagen in het dorp.
Veehouder Paul Thomas werd gevraagd een aantal vaten wijn te vervoeren van Den Helder naar de Duitse commandopost, gevestigd in de Nollen aan de Nieuweweg. Paul was daar niet zo op gebrand, maar voor die ene keer moest het dan maar. Hij ging op pad met een combinatie van een twee-wielig karretje met een trekpaard onder begeleiding van een drietal soldaten. Vlakbij de commandopost aangekomen ging het mis. Vanaf de Nieuweweg naar de Nollen liep een pad schuin omhoog. De buikriem van het paard, waarmee het karretje in evenwicht werd gehouden, schoot los. Door het gewicht van de lading sloeg het karretje achterover. De vaten met wijn vielen op de grond en de wijn stroomde weg. Paul schrok en was niet gerust op de afloop, welke straf zou volgen. Dat viel echter mee. Niet hij, maar de begeleidende soldaten kregen een fikse uitbrander.
Het pad naar de Nollen aan de Nieuweweg, waar Paul Thomas drie vaten wijn verloor
Fietsen werden gevorderd.
Om snel veel soldaten te kunnen verplaatsen werden van de dorpers fietsen gevorderd. Cor Hollander zag de manschappen oefenen. Twee rijen van vijf soldaten met volle bepakking, zittend op een fiets, per rij zich vastklampend aan een dik stuk touw, dat links en rechts was vastgemaakt aan de achterkant van een vrachtauto, die de hele meute letterlijk op sleeptouw nam.
Van Paul Thomas werd, net als van vele andere dorpers, ook een fiets gevorderd. Paul keek verbaasd op, toen hij in dezelfde week het bericht kreeg, dat hij zijn tweewieler weer mocht komen ophalen. De bezetter had blijkbaar teveel fietsen in beslag genomen. De gevorderde fietsen stonden op het schoolplein van de lagere school aan de de Langevliet nr. 60. De eerste de beste goede fiets nam hij mee. Toen hij op een dag met de aanwinst onderweg was werd hij aangehouden door George Jimmink. Die riep hem toe: "Dat is míjn fiets, je rijdt op mijn fiets !!!". Hij bleek de oorspronkelijke eigenaar van de tweewieler, maar Paul Thomas gaf de fiets niet meer af. Hij heeft George verwezen naar het grote aanbod van fietsen bij de lagere school.
Er waren ook Duitse soldaten, die de bewoners vooraf influisterden dat een "Fahradvorderung" op komst was. Snel werden dan de fietsen binnengezet en afgewacht tot de vorderingsaktie weer voorbij was.
 

Transportbedrijf van Willem Schouten had soms en riskante vracht in de Tweede Wereldoorlog
fotor Map Heyblok
Vrachtrijders verzorgden soms riskante transporten
Jaap Vader was 17 jaar, officieel te jong voor vrachtautochauffeur, toen hij voor het transportbedrijf van zijn vader meerdere transportklussen verzorgde. Op één dag kreeg hij in bezettingstijd te maken met drie razzia's. Eerst op Wieringen, terug rijdend bij Kleine Sluis en in Schagen. Omdat hij transporten deed voor voedselvoorziening werd hij niet opgepakt. Zijn broer, die in Schagen als bijrijder meereed, moest zich wel snel ergens verbergen.
De vrachtauto werd ook een keer door de bezetter gevorderd. Die kwam daar echter niet ver mee. Doordat er een beetje was "gerommeld" onder de moterkap sloeg de motor na enige tijd af. Na overleg tussen zijn vader en de Orts-commandant in Den Helder kregen ze de weigerende vrachtauto, waar de Duitsers niks aan hadden, weer terug. Opnieuw werd weer even "gerommeld" onder de motorkap en toen de motor aansloeg was het gauw wegwezen.
Op een dag was Jaap onderweg met een lading volle melkbussen. Dit transport was bijzonder, want bij controle van de melkbussen zou blijken, dat in de middelste rijen bussen geen melk zat, maar zaad voor voedsel voor onderduikers in de Anna Paulowna polder.
Het transport van zaad naar een andere gemeente was echter verboden. Bij de Kooybrug, toen nog een vlotbrug, aangekomen bleek de oprit te stijl. De motor was niet sterk genoeg en kon het gewicht niet op de vaste wal trekken. Spannend werd het toen Duitse soldaten naderbij kwamen. Maar gelukkig bleek, dat zij wel even wilden helpen om de vrachtauto, met de illegale lading, de oprit op te duwen.

Vlotbrug De Kooy, waar Jaap Vader, met een verboden lading
zaad, onverwacht hulp kreeg van Duitse soldaten
foto: Map Heyblok
Onderduiken om niet te worden gepakt voor tewerkstelling
Ondanks dat Jaap Vader vrij baan had tijdens zijn werk als vrachtwagenchauffeur is hij toch een paar keer ondergedoken geweest. Hij verstopte zich dan in de hooischelf bij de boerderij van Rampen aan de Nieuweweg. Vooral als er een oproep kwam om aardappels te komen rooien moest je op je hoede zijn. Het is een aantal keer voorgekomen dat tijdens het rooien, er waren dan een flink aantal mannen op een klein gebied bij elkaar, plotseling een razzia kwam. Veel jonge mannen zijn op die manier opgepakt en vervolgens te werk gesteld in Duitsland. Piet Brouwer kreeg in 1944, tijdens het aardappel rooien, bezoek van Duitse soldaten met een NSBer. Hij werd gelast, met anderen die ook het land aan het werk waren, mee te komen en werd enige tijd vastgehouden in Den Helder. Hij kon op het laatste moment aantonen dat hij als boer werkzaam was voor de voedselvoorziening, anders was hij tewerkgesteld in Zwolle waar loopgraven moesten worden gegraven.
Dat het bij de razzia's minder goed kon aflopen ondervond Siebren Norberhuis. Hij was vader van een gezin uit Friesland, dat als vluchteling onderdak had gevonden in een aangepaste schuur bij de boerderij van Henk Hoornsman aan de Schoolweg. Hij kreeg een oproep om aardappels te komen rooien. Henk had hem nog aangeraden níet te gaan, maar Siebren durfde niet weg te blijven. Hij werd opgepakt en vastgezet in Den Helder. Hij werd korte tijd daarop, zijn vrouw kreeg amper de tijd hem van extra kleding te voorzien, op transport gezet naar Oosterbeek, dicht bij Arnhem. Hij werd daar te werk gesteld. Tijdens een luchtaanval boven Oosterbeek kon hij niet op tijd een schuilplaats bereiken en werd dodelijk getroffen door een ganaat.
Paul Thomas weigerde gehoor te geven aan de oproep om aardappelen te rooien in de buurt van vliegveld De Kooy. Hij dook drie weken onder bij Dirk de Graaf. Ook heeft hij zich nog enige tijd in Anna Paulowna schuil gehouden.
Wout Zon, aannemer in Julianadorp, was ook aangezegd, dat hij moest komen rooien. Hij was van plan te gaan, want hij vond dat de mensen in de stad het voedsel hard nodig hadden. Hij was echter die dag verhinderd. Hij had aangegeven, dat hij bereid was de dag daarop te komen helpen. Hij kreeg toen inplaats van aardappel rooien de opdracht kuilen te graven langs de Schoolweg, maar dat vertikte Wout en bleef weg. Korte tijd later werd hij opgeroepen om bij de bezetter, in Den Helder, de reden van zijn afwezigheid te komen verklaren. Goede raad was duur. Wout ging overleggen met dokter Swaters, hoe dit op te lossen. De dokter gaf de oplossing: "Er mankeert wat aan je arm, die heb je gekneusd". En zo werd een gezonde arm ingepakt in het gips. "Denk eraan", zei de dokter, "je hebt de arm niet gebroken, want dat kunnen ze gemakkelijk controleren". Eenmaal thuisgekomen had Wout, zeker als er kinderen in de buurt waren, veel last van zijn "gekneusde' arm. Achteraf liep alles goed af. Moeder werd naar de controle, gestuurd met de mededeling, dat Wout een gekneusde arm had en vanwege het gips zelf niet kon komen. Het was Wout ontraden om zelf naar de controle te gaan. Kennelijk was de mededeling van moeder voldoende, want Wout heeft er niets meer over gehoord.
 
Noodlanding van Engels gevechtsvliegtuig
Een groot Engels gevechtsvliegtuig maakte op een zaterdag een noodlanding op het land van Rampen aan de Nieuweweg. Het was zwaarbewapend; voor- en achterin waren mitrialleurs gemonteerd. De Engelse piloten overleefden de noodlanding en hadden geen haast uit het vliegtuig te komen. Een half uur zijn ze bezig geweest het vliegtuig geheel onklaar te maken. Alle brandstof lieten ze daarbij wegvloeien. In de wijde omgeving van het wrak hing een indringende kerosinegeur .De Duitse soldaten bleven ondertussen rustig op grote afstand toekijken. Toen de piloten klaar waren kropen ze uit het vliegtuig en gingen op de vleugels staan. Vervolgens werden zij gevangen genomen. Veel inwoners van Julianadorp en Den Helder kwamen die zaterdag en de zondag daarop een kijkje nemen bij het grote Engelse gevechtsvliegtuig. Klaas Hoornsman vertelde, dat hij later met vrienden nog veel gespeeld heeft in en bij het vliegtuigwrak.
 
 
De vluchtelingen verveelden zich.
De vluchtelingen, die onderdak hadden gevonden in Julianadorp, zochten vaak uit verveling contact met ambachtslieden die bezig waren in hun werkplaats. Govert de Young, in 1948 geëmigreerd naar Canada, schreef in 2001 dat hij mooie herinneringen heeft aan timmerman Hollander, die zeer vindingrijk was en waar je altijd een praatje kon maken en aan de smid Korevaar die uitgebreid zijn politieke voorkeuren kenbaar maakte.
Henk Bakker was gevlucht uit Den Helder. Hij had onderdak gevonden in kippenboet Oelewap ten zuiden van Julianadorp. Hij was timmerman van beroep en kwam bij Wout Zon vragen of er werk voor hem was. Vanwege de oorlog was het bij Wout echter geen vetpot. Toen Henk op zijn dunne gympies zo voor hem stond, kon Wout het niet over zijn hart verkrijgen hem te weigeren. Henk is ook na de bezettingstijd nog vele jaren in dienst gebleven.
 
 
Ondanks de oorlog zochten kinderen gezamenlijk vertier. Hierboven zwemmen ze in een klein slootje bij de boerderij van gebroeders Thomas aan de Langevliet. De groep bestaat uit dorpertjes en veel kinderen van vluchtelingen die onderdak hadden gevonden in Julianadorp.
Namen van enkele de kinderen op de foto:
Tweede rij Links 1-Bea Bregman - helemaal rechts Ed Siecker- rechts tweede rij Ans Zon- rechts achter met korte broek Meierd Minnes - rechts vijfde rij Piet Heyblok
(Aan het einde van het verhaal treft u nog een foto aan van de zwemmer bij Thomas)
foto: Ans Dekker-Zon
Radio "Oranje"
Ondanks dat de bezetter opdracht had gegeven, dat alle radio's moesten worden ingeleverd, werd door veel bewoners regelmatig naar radio Oranje geluisterd, de Nederlandse zender die op 28 juli 1940 was begonnen met uitzendingen vanuit Engerland. De radio's werden verstopt in werkplaatsen, onder de vloer, op de vliering. De aannemer Wout Zon en slager Arie Blauboer luisterden meestal samen in de werkplaats van Wout naar de laatste berichten. Oude Cor Hollander kreeg, terwijl hij zat te luisteren, bezoek van Duitsers en werd bijna betrapt.
Dat er in het bijzijn van kinderen over radio Oranje werd gesproken was riskant. Een jongetje meldde tijdens de bezetting zonder enige terughoudendheid aan zijn vriendje: "onze radio is Oranje" en vroeg daaropvolgend welke kleur radio zij thuis hadden.
 
 
Brandstof gebrek
Voor het vervoer van bouwmaterialen waren er twee spoorlijntjes: één vanaf het Noordhollands kanaal tot aan de duinen aan de Zanddijk en één vanaf het Sluisje bij 't Zand via Groote Keeten over het strand langs de duinen naar Den Helder. Op deze spoorlijntjes reden lorries, kipwagens, getrokken door stoomlocomotieven. De brandstof voor deze locomotieven, in de vorm van grote briketten, vond gretig aftrek bij de omwonenden. Deze brandstof werd niet alleen gestolen, maar ook wel door machinisten, die de pest in hadden op de bezetter, letterlijk van de lorries geschopt in handen van de bewoners.
Ten zuiden van Julianadorp werd met gebruik van een zandzuiger een anti-tankgracht gegraven, vanaf de rijksweg N9 tot aan de duinen ( zie ook pagina Atlantikwall). Voor de zandzuiger werd ook brandstof gebruikt in de vorm van briketten. Een grote stapel was vlak bij het dorp neergezet. Julianadorpers gingen deze van binnen uit te lijf. De stapel werd letterlijk uitgehold. Alles leek er nog te staan, maar dat waren alleen de buitenste rijen briketten. Annie Smid vertelde aan haar kinderen dat zij de briketten "ophaalde" met de kinderwagen, briketten onderin en dochter Gré er boven op. De briketten hadden een afmeting van ongeveer 50x50x30 cm. Thuis werden de grote brokken bruinkool verstopt in een bedstede of in de wc. In de afgeschermde ruimte, aan beide kanten naast de toen gebruikte poep-tonnetjes, paste precies één briket.
Om luchtlandingen te voorkomen, waren op het grasland langs de kust onder de duinen, veel palen op korte afstand van elkaar opgesteld. Tussen de palen was ijzerdraad gespannen waaraan granaten waren opgehangen. Alleen al op het land van Paul Thomas stonden 350 palen. 's Nachts, als je goed luisterde, kon je geregeld het geluid horen van dorpers die één van de palen omzaagden en vervolgens verwerkten tot brandhout.
Dat een aantal Duitse soldaten het ook niet zo nauw namen blijkt uit het verhaal van Arie Schouten. Vader Willem Schouten, die melkrijder was, ruilde met Duitse soldaten zuivelwaren voor benzine. De benzine hadden zij "meegenomen" van vliegveld De Kooy . De transaktie vond plaats bij de boerderij van Jan Vlies aan de Langevliet. Daar werd de benzine overgegoten in melkbussen en vervoerd tussen de andere melkbussen gevuld met melk.
Niet alleen van de bezetter werd gestolen. Van Wout Zon, aannemer, werd 's nachts ook wel gestolen. Eén keer heeft hij met een alarmbelletje dat ongewenste bezoek willen indammen, maar toen het belletje in de nacht ging rinkelen was Wout niet uit zijn bed te krijgen.
begin v/d
pagina

Spergebied met draketanden in de duinen
Julianadorp werd spergebied in 1943
Nadat de anti-tankgracht, een onderdeel van de verdedigingslinie rond Julianadorp, klaar was werd Julianadorp door de Duitse bezetter tot spergebied verklaard. Bij de Rijksweg, ter hoogte van pontje West-Einde, bij de houten brug over de anti-tankgracht in het verlengde van de Langevliet en aan de Zanddijk bij strandopgang Julianadorp werden wegversperringen opgericht. Om beurten, werden die een dag opengesteld voor verkeer naar Julianadorp en verder noordwaarts. Op de Zanddijk bestond de wegversperring uit schuinopstaande ijzeren profielen met daarachter een groot ijzeren luik, waaronder grote anti-tankmijnen waren opgesteld. Bij de Rijksweg was een afzetting omringd door een mijnenveld en bij de brug over de tankgracht werden ook anti-tankmijnen opgesteld. Legitimatie was verplicht en moest worden getoond om door zo'n afzetting te komen.Alle bewoners werden gelast het dorp te verlaten.
Volgens Cor Hollander zou de bezetter van plan zijn geweest het dorp te slopen. Niet iedereeen gaf gehoor aan het opgelegde vertrek. De familie Hollander werd gelast naar Den Helder te verhuizen. Het toegewezen huis was echter nog niet helemaal klaar voor bewoning. Tijdens de nacht voorafgaand aan de verhuizing viel een bom op het huis in Den Helder. Hollander was bij toeval ontsnapt aan de dood. De familie Hollander besloot toen niet meer weg te gaan uit Julianadorp en meer dorpers met hen. De bezetter stond toe, dat van meerdere beroepen, zoals bakker, slager en timmerman, er één in het dorp bleef wonen. Veel bewoners zijn toch nog geëvacueerd naar plaatsen in de Anna Paulowna-polder en Wieringen.
De vader van Willem Mulder was pontbaas bij de Blauwe Keet. Het veerbootje was alleen geschikt voor fietsen en kleine vrachten. Toen Julianadorp spergebied werd, werd het pontje verboden en door de bezetter in beslag genomen. Mulder heeft het bootje niet meer teruggezien. Na de oorlog heeft hij een nieuwe laten bouwen in Schoorldam.
begin v/d
pagina

Het persoonsbewijs van Ewoud(Wout) Zon. Zonder bewijs werd je niet in Julianadorp toegelaten
Dokter Swaters opende een tweede (nood)praktijk
Dokter Swaters, die praktijk hield in het pandje naast cafe Veul ( nu de 'Thapperij), hield, nadat Julianadorp spergebied werd, ook praktijk in de boerderij van Ab Keppel de "Catharina Hoeve" aan de Rijksweg dicht bij de Callantsogervaart. De koeienstal was wachtkamer en dokter Swaters ontving de patienten in een ander, enigszins afgeschermd deel van de stal.
Zijn klantenkring bestond niet alleen uit dorpers, maar er kwamen ook mensen uit de wijde omgeving. Die "buitenklanten" waren niet in het bezit van een verblijfsvergunning, "Ausweiss",van Julianadorp en konden niet in zijn praktijk aldaar verschijnen.
Eén dag is het dorp helemaal leeg geweest. Dat was op Dolle Dinsdag: 5 september 1944. De geallieerden rukten in die tijd snel op. Ze bevrijdden in korte tijd Parijs en Antwerpen, zodat de bevrijding van Nederland nog slechts een kwestie van dagen leek te zijn.

Slachtoffers van een ongeluk in een mijnenveld in de duinen
werden naar de veranda van café Rust Wat gebracht
foto: Map Heyblok
Ongelukken, missers en verdwijnende dicipline van de bezetter
Onder de burgerbevolking van Julianadorp zijn, door een bom op een huis aan de Kort Vliet, in de oorlog vier slachtoffers gevallen. Ook is door bommen vee omgekomen . Boer Gouwenberg had geluk, toen enkele koeien door bommen gedood werden terwijl tegelijkertijd ook vier van zijn mensen op hetzelfde land waren. Zij werden niet geraakt.
Bij de bezetters vielen meer slachtoffers
Zo reed langs de rijksweg N9 een voertuig van het Duitse leger met drie manschappen pardoes in een mijnenveld. Zij hadden een stopteken van wachtlopers bij het pontje West Einde genegeerd. Het legervoertuig vloog de lucht in en de manschappen kwamen om.
Familie Schouten, wonend aan de Zanddijk bij Strandslag Julianadorp, zat te eten, toen een patrouille jonge soldaten, een klein kanon met zich meevoerend, de duinen inliep. Zij waren kennelijk niet op de hoogte van de uitgestrekte mijnenvelden die daar waren aangelegd. Plotseling was het een geknal en geraas in de lucht. De slachtoffers werden uit het mijnenveld naar de veranda van café "Rust Wat" gebracht.Een vijftal jonge soldaten is daar bij omgekomen.
Bij het beschieten van een Engels vliegtuig vanaf het duin bij de Zanddijk werd niet het vliegtuig geraakt, maar wel de boerderij van Bijvoet, gelegen halverwege de van Foreestweg. De boerderij brandde helemaal af, ondanks het aanrukken van een grote brandspuit van vliegveld De Kooy.
Een andere miskleun vond plaats tijdens het uitproberen van een pas opgesteld kanon aan de anti-tankgracht. Bij het eerste schot dat werd gelost werd de leuning van de houten brug over de anit-tankgracht, aangelegd in het verlengde van de Langevliet ,versplinterd.
Het laatste jaar van de oorlog was nog wel een spannende tijd. De dicipline van de verliezende partij werd minder en soldaten gingen bewoners lastig vallen. Bij veehouder Henk Hoornsman aan de Langevliet stonden op een avond plotseling Mongoolse soldaten, in Duitse dienst, stomdronken met geweer in aanslag bij de voordeur. Ze banjerden naar binnen op zoek naar de dochter van Hoornsman. Zij was gelukkig niet in huis, maar de ouders wisten niet hoe het zou aflopen. Gelukkig dropen de soldaten af, toen ze begrepen dat ze niets meer te zoeken hadden.
Annie Vries-Jimmink, toen 22 jaar oud, werd bij de terugtocht van het Duitse leger in huis belaagd door een Duitse soldaat. Haar moeder schoot haar te hulp, waarna de sodaat zich aan háár wilde vergrijpen. Vader Jacob Jan, net in huis komend, heeft zich terstond boven op de belager gestort. Die greep plotseling zijn revolver en zette dat op de zij van boer Jimmink.... "Maar hij schoot niet en heeft toen het huis verlaten", eindigde Annie het verslag van de zeer angstige ervaring.
begin v/d
pagina
 
Julianadorp werd door de Canadezen bevrijd
De Bevrijding
De bevrijders, de Canadezen, kwamen op 8 mei, aangereden vanuit het zuiden langs de rijksweg N9. Bijna heel Nederland was toen al bevrijd en Duitsland had zich al overgegeven. Willem Mulder, toen 15 jaar oud, zag ze komen. Voorop legervoertuigen op grote luchtbanden en er bovenopstaand de Canadese bevrijders. Bij de afslag N9-Schoolweg werd even halt gehouden. Willem mocht meerijden op één van de legervoertuigen en zo de imponerende intocht in Julianadorp van dichtbij meebeleven. Zijn vader is nog bevreesd geweest voor een gevecht tussen de bevrijders en de Duitse soldaten in de bunkers, want het zag er eerst niet naar uit, dat de bezetter zich zonder slag of stoot zou overgeven. Gewapende akties zijn echter uitgebleven.
Bij de afslag van de N9 naar de Schoolweg was een hele batterij bunkers. Daarvan staan er nu (2005) nog steeds een aantal. Bij het naderen van de Duitse bunkers door de bevrijders werd de loop van een groot kanon op de bunker gericht en de soldaten werden gelast zich over te geven. Willem herinnert zich nog de Canadese commandant, die te voet over een landpad naar het imposante radarstation van de Kriegsmarine ging. Het station lag, 100 meter ten noorden van de Schoolweg, midden in het land tussen buurtschap de Blauwe Keet en de boerderij van Hoornsman.
De Canadezen hadden na hun intocht in Julianadorp kwartier gemaakt in de Parkstraat. Eén van de voertuigen was ingericht als keuken.
Bea Bregman woonde toen, als jong meisje van vijf jaar, in de Parkstraat. Ze mocht van moeder niet dicht bij de soldaten komen. Toch ging ze, nieuwsgierig geworden, een kijkje nemen bij de auto met de keuken. Ze ontdekte daar een in haar ogen bijzonder, door de soldaten weggegooid, etensbordje en gebaarde bedeesd of ze het kleinnood mocht hebben. De kok pakte het bordje en verdween in zijn keuken. Enkele ogenblikken later verscheen hij weer en overhandigde haar het inmiddels schoongemaakte bordje met daarop een fikse klodder jam, een schaarse lekkernij in de oorlogsjaren. Trots keerde Bea huiswaarts met haar buit, maar ook een beetje bang voor de reactie van moeder. Door dat bordje met jam zou moeder immers ook weten dat ze wèl bij de soldaten was geweest.
Andere lekkernijen, die de Canadezen de bewoners aanreikten waren thee met suiker, chocola, kauwgom en brood. Ans Zon vertelde, dat ze met haar vriendinnen mocht helpen met het uitdelen van het, volgens haar, heerlijk, helder witte brood. Tijdens de oorlog waren de meeste produkten onverkrijgbaar was geweest.
.
Hoe de bevrijding gevierd werd is niet helemaal duidelijk, maar in ieder geval moet muziekvereniging Kunstzin daarbij een rol hebben gespeeld. De muziekvereniging organiseerde vóór de oorlog ook de feesten in het dorp.
Op de Lagere School, in het gebouwtje van "Star Off Hope" werd het Wilhelmus gezongen. De tekst kende men niet uit het hoofd, maar boekjes, waar het instond, werden aangesleept. Juf Susie Held kreeg daarbij van een leerling de vraag: "Juf, hoe kan dat nu. Hier staat van "Ik ben van Duitchen bloed". Juf Susie bedacht toen ter plekke, dat het een drukfout was en dat er had moeten staan van" ik ben van Dutch bloed". En dus, zongen de jongelui daarna uit volle borst "ik ben van Dutch bloed ".

De bevrijding verliep voor bewoners van Koegras chaotisch. Men wist niet precies hoe de nieuwe orde er uit moest zien. Politieagent De Haan kreeg hulp van de inderhaast aangestelde noodpolitie bestaande uit Piet Loods en Jan Pompert. De Binnenlandse Strijdkrachten (de BS) namen de dagelijkse leiding op zich, maar daar had de plaatselijke bevolking niet veel vertrouwen in. De echte rust kwam weer terug, nadat er in Den Haag op 24 juni 1945 weer een echte regering was gevormd; het kabinet-Schermerhorn/Drees, het eerste na-oorlogse kabinet. Dat kabinet werd ook wel nood-kabinet genoemd. Het moest orde op zaken stellen na de Duitse bezetting en er moesten nieuwe verkiezingen worden voorbereid.
begin v/d
pagina
..Na de oorlog was nog niet alles voorbij
Dorper meisjes en Duitse soldaten
Wat meerdere ooggetuigen ook is bijgebleven was het volksgericht tegen de meisjes, die het hadden aangelegd met Duitse soldaten. De meisjes werden opgepakt en op een boerenwagen, onder toeziend oog van veel dorpers, kaalgeschoren en beschimpt. Ook werd melding gemaakt van een aantal Duitse nakomelingen. Een jonge Julianadorpse raakte in bezettingstijd verslingerd aan een Duitse ingenieur die was gelegerd op vliegveld De Kooy. Soms vloog hij met een vliegtuig rondjes boven haar ouderlijk huis. Haar vader, niet wetend dat het de verkering van zijn dochter betrof, mopperde: "Wat moet die Mof hier te lawaai maken ?". Op een dag werd de ingenieur overgeplaatst naar Duitsland, naar Dresden. Hij heeft daar meegewerkt aan de ontwikkeling van de V1- vliegende bommen. De jonge vrouw is toen met haar liefde meegegaan. Ze had een afscheidsbrief voor haar ouders aan haar broer gegeven. Jaren later, toen haar man was overleden, is zij met behulp van familie weer naar Nederland gekomen.
Een ander dorper meisje is getrouwd met een voormalige Duitse commandant van het Casino in Huisduinen. Die commandant is later nog, door geïnteresseerden in de geschiedenis van het Casino, benaderd voor foto's tijdens de bezettingstijd. Er waren nog wel foto's,maar die werden toen nog te compromitterend geacht voor de enkele nog in leven zijnde mede-feestvierende inwoners van Den Helder.
 

Een hoekmeettafel die na de oorlog achterbleef in een bunker en nu in
het bezit is van Arie Schouten. Inmiddels uitgeleend aan Fort Kijkduin.
Het achtergebleven oorlogstuig, wapens en munitie
De Canadezen begeleidden de aftocht van de Duitse soldaten. Komend vanuit het zuiden, langs de Zanddijk richting Den Helder, moesten bij strandslag Julianadorp alle wapentuig en andere waardevolle voorwerpen worden ingeleverd.
Een andere lokatie daarvoor was tussen buurtschap Blauwe Keet en de Spoorbrug, bij de boerderij van Rol,
(nu, 2005,Floratuin Julianadorp ). Daar stond, over een lengte van vijfhonderd meter, de weg vol met Duitse soldaten, die moesten wachten op het kunnen afleveren van het wapentuig. Toen alle waardevolle spullen waren afgegeven gingen de Duitse soldaten, lopend in colonne, verder over de rijksweg N9, langs het Noordhollands kanaal, over de N 99,langs het Balgzandkanaal richting Den Oever, op weg naar de Heimat.
Veel Duitse soldaten, die langs de Zanddijk werden gecontroleerd, hadden buitgemaakte, gestolen sieraden en andere voorwerpen verstopt in hun kleding en vaak zelfs ingenaaid. Veel van die kleding gooiden ze onderweg, voordat ze werden ontwapend, in de vaart langs de Zanddijk. Arie Schouten vertelde, dat hij met vrienden die kleding uit de sloot viste en de verborgen voorwerpen verzamelde. Later werden de spullen op school onderling met medeleerlingen verhandeld. Niet alles, want hij heeft nog een aantal attributen in bezit, die hij heeft uitgeleend aan musea in Schagerbrug en Huisduinen.
Nadat de Duitse soldaten waren vertrokken vond men alles zodanig achtergelaten, alsof ze de volgende dag terug zouden komen. In de bunkers stond alles nog keurig netjes opgesteld.
Direkt na de oorlog, van 27 mei tot 13 augustus 1945, zijn de aangelegde mijnenvelden door krijgsgevangen Duitse soldaten, onder toezicht van de Engelsen, opgeruimd.

De Canadezen speelden nog een rol bij het verzamelen van wapens en munitie. Zij hebben de munitie uit de bunkers gehaald en bijelkaar gebracht op één plek. Daarna vertrokken ze, met de gedachte "Nederlanders u redt zich er maar mee".
Er was toen enige tijd een levensgevaarlijke situatie in het dorp. In een rij van een paar honderd meter lengte stonden kisten munitie en ander wapentuig opgesteld langs de anti-tankgracht Een jonge man verongelukte door een te drieste omgang met een brisantgranaat. Anderen gingen vissen "vangen" met ontploffende granaten. Ook werden rookbussen ontdekt: kleine busjes met een touwtje. Als je die uit elkaar trok kwam er een grote oranje rookpluim uit. Passend bij de naam van ons dorp, Julianadorp, hing er dan een grote oranje wolk in de lucht.
 
Een tafelmes van de Duitsers dat achterbleef. Er zijn nog verwoedde pogingen gedaan
het hakenkruis (vergroot weergegeven) weg te vijlen, hetgeen niet helemaal is gelukt.
Het mes wordt nu gebruikt voor het verwijderen van onkruid
 
Grote schoonmaak van achtergelaten gevorderde huizen en gebouwen
Toen de bezetter was vertrokken uit de gevorderde huizen wilden de rechtmatige bewoners de panden zo snel mogelijk weer betrekken. Echter dat viel tegen. Alle verlaten panden waren zwaar vervuild. In het dorp was een groep vrouwen die zich hadden geformeerd om die afzichtelijk klus her en der te klaren. Annie Hoornsman - Huisman herinnert zich nog de vuiligheid in een huis bij de spoorbrug aan de Rijksweg. Het huis was ingericht als gaarkeuken voor de bezetter. Een gigantische groot, met kolen gestookt, gietijzeren kooktoestel was daar opgesteld. Ook daar kwam de schoonmaakploeg eerst enkele dagen boenen voordat bewoning van het huis weer mogelijk was. De muren werden op eenvoudig manier met een egaal kleurtje toonbaar gemaakt en daaroverheen werd met een spons enig tekening aangebracht. Op die manier leek het nog wat, want behang en dergelijke waren direkt na de oorlog niet te koop.
 
 
Ongeval met vergeten mijnen
In mei 1947 klonk over heel Julanadorp het geluid van een hevige onploffing. Cor Bregman stond met een vrachtauto van Piet Zon in de berm van de Langevliet, op ongeveer 10 meter afstand van de tankgracht. Hij was bezig een motor uit een bootje te halen. Door het gewicht van de vrachtauto ontplofte een daar nog achtergebleven mijn. De auto werd zwaar beschadigd. Piet de Graaf, die toekeek raakte een oog kwijt en zijn dochter Marja de Graaf kreeg een scherf in haar arm. De explosievenopruimingsdienst uit Leiden werd te hulp geroepen en die heeft op dezelfde plaats nog 15 mijnen gevonden. Nan Oost, die steeds de berm van de Langevliet maaide, was na de oorlog al een aantal keer, zonder enig vermoeden van het dreigende gevaar, met paard en maaimachine over de vergeten mijnen gehobbeld.

Wapentuig opgedoken in de anti-tankgracht
De jeugd zwom 's zomers in de tankgracht. Klaas Hoornsman dook na de oorlog een zak met vijftig pistolen op. In eerste instantie werden ze verdeeld onder zijn vrienden. Maar ze vonden het toch te gevaarlijk en hebben de pistolen later alsnog ingeleverd bij de politie. Meindert Wijngaard dook een klein pistool op, maar toen één van zijn vrienden de trekker overhaalde en een schot loste schrokken ze zo, dat ze het pistool pardoes weer in de gracht terug gooiden.

Piet Wessels ploegde in 1964 een bom op.
In mei 1964 was Piet Wessels, samen met een medewerker een akker aan de Middenvliet aan het omploegen. Potseling merkt zijn medewerker, die ervaring met wapentuig had opgedaan bij de Marine, op: "Ik zou de politie maar bellen, want daar ligt een bom op het land". Het bleek een vliegtuigbom te zijn, die in de Tweede Wereldoorlog was afgeworpen. Piet vertelde, dat het ding door de ploeg moest zijn gegaan, want hoe was hij anders boven de grond gekomen. Bijna aan de oppervlakte was door regen en wind het laatste laagje zand weggespoeld en verwaaid.
Nadat de politie was ingelicht ontstond er grote commotie en de kranten stonder bol van de bijzondere, nog steeds zeer explosieve vondst.

Schilderijen mr. P.Loopuyt en zijn vrouw verdwenen
Jammerlijk is het verlies van schilderijen van Mr. P Loopuyt en Mvr. Cornelia Mathilda Loopuyt v/d Palm, geschonken voor het Polderhuis, maar sinds 1927 aanwezig in het Gemeentehuis. Ze zijn waarschijnlijk vernield tijdens bombardementen, want na de oorlog waren ze verdwenen,.

Veel bunkers gesloopt en begraven
Vele bunkers van de Atlantikwall rond Julianadorp zijn inmiddels, april 2005, gesloopt of door bloembollentelers letterlijk begraven. Dicht naast en onder de bunker werd een diep gat gegraven totdat de betonnen kolos wegzakte in de grond. Ook werd wel gewerkt met spuittechnieken, waarbij zand onder de bunker werd weggespoten en de bunker wegzakte tot onder het oppervlak. Aangezien slopen of begraven een zeer dure aangelegenheid is, zijn toch nog een flink aantal bunkers in Julianadorp en Koegras te vinden.
Bij de sloop van het bunkercomplex gelegen bij de Blauwe Keet heeft een milieuorganisatie kans gezien de sloopweerkzaamheden te laten stoppen. Zij had ontdekt, dat vleermuizen zich hadden gevestigd in één van de bunkers.

Duitsers kwamen terug om echt vakantie te houden
Na de oorlog kwamen er steeds meer vakantieparken in Julianadorp, maar ook particulieren richtten vakantiehuisjes in. Zo was soms de verbazing groot, toen een aantal in Julianadorp en omgeving gelegerde Duitse soldaten na de oorlog als burgers terug kwamen om vakantie te komen vieren.
Arie Schouten, beheerder van camping de Zwaluw, kreeg Heinemann, oud SS-commandant in Callantsoog, na de bezetting nog regelmatig als gast op zijn camping. Over de oorlogstijd werd door deze zomergast, met zijn bedenkelijk verleden in Callantsoog, niet meer gesproken.
Piet Wessels aan de Middenvliet had een Duitse vakantiegast die zeer veel belangstelling had voor de grote bunkers bij strandslag de Zandloper. Piet liet hem rustig zijn gangetje gaan, maar was toch wel nieuwsgierig geworden naar de reden van de herhaalde bezoeken aan de bunker. Hij informeerde voorzichtig of zijn gast in de Tweede Wereldoorlog in Koegras gelegerd was geweest. Het antwoord verrastte hem , "niet ik, maar mijn broer" was de reaktie van zijn Duitse gast.

Erwin Mosk en de Lancaster B2 bommenwerper uit de Tweede Wereldoorlog
Vele jaren na de oorlog bracht Erwin Mosk een bezoek aan familie in Amerika. Hij bezocht daar een zeer groot openluchtmuseum waar veel gevechtsvliegtuigen waren opgesteld/tentoongesteld. Hij klom daar in een Lancaster B2 bommenwerper die in de Tweede Wereld oorlog was ingezet. Zittend in de cockpit keek hij rond en onderzocht de inhoud van een opbergplaats. Hij ondekte daar een landkaart en toen hij die openvouwde ging er een schok door zijn hele lichaam. Hij had een overzichtskaart voor zich van de Noordkop van Noordholland. Die Lancaster B2 had dus in de oorlog vluchten uitgevoerd boven de Noordkop
Viering bevrijdingsdag.
Van de bevrijding zelf en bewoners die de bevrijders, de Canadezen, enthousiast binnenhaalden, hebben we helaas geen foto. Boven ziet u een foto van een viering van de bevrijding, die na de oorlog is gemaakt. De laatste jaren, het is nu april 2005, wordt de bevrijding in Julianadorp niet meer zo uitbundig gevierd.
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst
Wij besluiten het verhaal over het leven in Julianadorp en Koegras en de Tweede Wereld oorlog met een tweede foto van de grote groep zwemmers. Speciaal voor het plaatje hadden ze plaatsgenomen op een, inmiddels verwijderde, bunker bij de boerderij "Oranje Vrijstaat" op het erf van gebroeders Thomas.
foto beschikbaar gesteld door Ans Dekker-Zon
12 Alie Bakker, 10 Gonnie Dijkshoorn, 8 Annie Pool, 15 Jan Polet, 17 Nel in 't Veld, 31 Ans Zon, 30 Riet Heyblok, 38 Ed Siecker

Helaas konden we niet alle namen van de kinderen en een enkele oudere die in de groep zit (nog) niet achterhalen. Mocht u als lezer kinderen op de foto herkennen, wilt u de naam en het nummer dan aan ons doorgeven.
E-mail :
julianadorp@hotmail.com
 
 
De andere pagina's van Julianadorp en Koegras in de Tweede Wereldoorlog
Index pagina
met voorwoord
Atlantikwall Julianadorp &
Het Koegras
Kees en Liena te werk
gesteld in Duitsland
 
 
 
Deze pagina is gemaakt voor de website
Julianadorp parel van de Kop
http://www.julianadorp-parelvandekop.nl
julianadorp@hotmail.com
d.d. april 2005
copyright: Julianadorppromotie '95