Kanalenkoning
Willem I
Het Noord-Hollands
Kanaal werd van 1817 tot 1824 in opdracht
van Koning Willem I (Koning van
1815-1840) aangelegd.
Omdat hij in heel Nederland veel
kanalen heeft laten
graven werd Koning Willem I ook wel de
kanalenkoning
genoemd.
Het Noord-Hollands Kanaal maakte,
via Amsterdam en
Maastricht deel uit van de vaarverbinding tussen
Den Helder
en Luik, die in1850 gereed kwam.
De vaarverbinding over land werd gerealiseerd ter
bevordering
van de nationale eenheid van Noord Nederland (het
huidige
Nederland) en Zuid Nederland (nu Belgi�) en was
bedoeld als
economische impuls voor het Nederlandse Rijk.
Het Noord-Hollands Kanaal diende ook als
vervangende
vaarroute naar Amsterdam, die tot dan over de
Zuiderzee
(nu IJsselmeer) liep, maar vanwege aangroeiende
zand-
banken niet meer goed begaanbaar was voor grote
schepen.
Het kanaal werd aangelegd als een tolkanaal. Bij
bruggen
en sluizen moesten tolgelden worden afgedragen.
Het Noord-Hollands Kanaal werd aangelegd voor,
naar
schatting achteraf, 11 tot 12,5 miljoen gulden.
Het economisch voordeel voor de
Nederlandse Staat viel
zwaar tegen. De Staat der Nederlanden ging in die
jaren
onder een zware schuldenlast gebukt en om de
kosten
van aanleg van genoemde vaarroute af te dekken
werd
besloten staatsdomeinen aan particulieren te
verkopen .
E�n van die domeinen betrof de polder Het
Koegras
dat in 1849 van de Nederlandse Staat overging
naar de
bankier/ politicus Pieter Loopuyt uit Schiedam
die de polder kocht voor 689.951 gulden. |

Koning
Willem I, de kanalenkoning,
|
Koning
Willem I
kondigde in 1817 staatslening aan voor aankoop en
bedijking van Koegras |
Wij WILLEM,
BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN ,
PRINS VAN ORANJE, GROOT HERTOG VAN LUXEMBURG, enz,enz,enz
kondigde op 28 januari 1817 een staatslening aan,
voor de beveiling tegen het zeegeweld,
de aankoop van de zandgronden van Het Koegras en
de bedijking van Koegras,
ten bedrage van ��n miljoen en een
honderd en achttien duizend gulden.
De aankondiging van deze lening
was de start van het realiseren van de polder Het
Koegras.
Gelijkertijd werd melding gemaakt van het
voornemen tot het graven van een kanaal,
een deel van het Groot Amsterdams kanaal (het
huidige Noord-Hollandskanaal),
dat onderdeel zou gaan uitmaken van een handels-vaarroute
van Den Helder tot aan
de stad Luik in Belgi�. Uit de opbrengst van het
kanaal, gelden voor doorvaart en
sluisgelden zou de lening worden terugbetaald. (Die
opbrengst viel later zwaar tegen).
De staatslening had een looptijd van 8 jaar (1817-1824)
en werd uitgezet met een
rente van zes procent per jaar.
De bedoeling was, nadat Koegras
was drooggelegd, de polder al gauw weer te
verkopen aan
particulieren. Echter dat gebeurde pas in 1949,
na aandringen van meerdere personen
die de koning herinnerden aan zijn eerder
voornemen en aan de nagenoeg lege schatkist van
de staat. In 1949 werd koopman Pieter Loopuyt uit
Schiedam de nieuwe particuliere eigenaar
van de bedijkte nieuwe polder Het Koegras voor
679.000 gulden. Hetgeen een fikse bijdrage vormde
voor de onkosten van de drooglegging van de
polder Het Koegras.
Op 4 november 1817 werd Den
Helder en Koegras vereerd met een bezoek van
Koning
Willem I samen met zijn zoon Willem Frederik, die
de vorderingen van het bouwen van de
Koopvaardersschutsluis kwam bekijken en
vervolgens met een overdekte oorlogssloep een
vaartocht maakte op het deel van het Groot
Amsterdams Kanaal ter hoogte van Koegras
tot aan de Zijperdijk, waar hij de werkzaamheden
in ogenschouw nam. Hij vervolgde daar
zijn weg naar "T Zand. Vandaar reisde hij
terug naar de Haag.
Uit dit bezoek mag worden afgeleid, dat de Koning
zelf zeer betrokken was bij de
totstandkoming van Noord-Hollandskanaal. Hij
volgde de vorderingen intensief. |

Nieuwe Bedijking van
Buiten Velden van Het Koegras, ontwerp
Jan Blanken in 1814 |
|
De Aankondiging
van de Staatslening
voor
aankoop en bedijking van Koegras in 1817 |
|