|
|
 |
Han
Wassink, evacué in Julianadorp,
1940-1945 |
 |
Han Wassink (1930)
beschreef in 2009 voor zijn kinderen de
levensloop van zijn bestaan. Op die
manier wilde hij ze kennis laten maken
met hoe hij was opgroeid. Het verhaal
werd gebundeld in het boek "Zoeken
bij het licht van de vuurtoren"
uitgegeven in 2009. Een groot deel van
zijn verhaal bestaat uit een beschrijving
van zijn belevenissen als evacué in
Julianadorp tijdens de Tweede
Wereldoorlog 1940-1945.
Na de oorlog volgde
Han Wassink de kweekschool, was
schoolmeester in Den Helder, vervulde
zijn dienstplicht bij de Luchtmacht,
studeerde Nederlands en behaalde MO-akten
pedagogiek. Hij sloot zijn loopbaan af
als leraar aan de pedagogische academie
in Almelo. |
Met toestemming van
Han Wassink is, in het kader van 75 jaar
bevrijding van Nederland , het verhaal
met zijn oorlogservaringen in Julianadorp
toegevoegd aan de eerdere publicaties
over de Tweede Wereldoorlog op deze
website.
|
|
Het
verhaal van Han Wassink, evacué in Julianadorp,
10 mei 1940, De
oorlog brak uit
Ieder
die op 10 mei 1940 al enig benul van het leven
had, zal wel nooit vergeten zijn hoe een vrolijk
zonnetje om een uur of zes aarzelend boven de
horizon uitkijkt en even later, met een
vriendelijke knipoog en rode konen van de nevels
op het land,een eerste lentedag aankondigt.
Toch is er iets dat de aandacht van de ontwakende
mensen afleidt .Er zijn veel vliegtuigen in de
lucht, wat niet normaal is en de doffe dreunen in
de oostelijke verten kan men ook niet direct
thuisbrengen. Wat is er aan de hand?
Ondanks geruchten over de militaire groei van
Duitsland en de mislukte onderhandelingen van de
Engelse minister Chamberlain met Hitler, geloofde
men in Nederland niet echt in een eventuele
invasie van Duitse troepen.Helaas werd de
zonovergotendag er één van lawaai en bruut
geweld. Er werd geschoten en van het vliegveld De
Kooy stegen de nieuwe jagers herhaaldelijk op om
ons land tegen een overmacht in de lucht, maar
ook op het land te verdedigen.
Er volgden aanvallen op vliegtuigen die
startklaar gemaakt werden en vader, die aan deze
toestellen werkte, was dag en nacht paraat en dus
niet thuis. Een ongeluk komt, zo men wel eens
beweert, nooit alleen. Ik was er bijna in gaan
geloven, want de band van mijn mooie autopet liep
die nacht ook nog leeg.
Mijn gevoel van veiligheid moest in deze nooit
vermoede situatie nu door moeder alleen gegeven
worden en dat was nu precies wat zij niet kon.
Zij was daarvoor te labiel en had vader juist
onder stressvolle omstandigheden nodig! Maar hij
was er niet. Op vijftien mei, na het bombardement
op Rotterdam, capituleerde Nederland. Vader was
nog niet thuis en in de nacht van 15 op 16 mei
1940 werd ook Den Helder nog gebombardeerd.
Hoe dat ooit mogelijk is geweest, Weet men niet.
Waarschijnlijk hebben enkele vliegtuigen of
misschien maar één kist de halve nacht boven de
stad rond gevlogen om af en toe een bom te laten
vallen. De mentale ravage was aanzienlijk. Ik zie
nog een brandbom die bij ons op straat
neergekomen was vuur rondspuiten. Het zes of
achtkantige ding van ongeveer 4O cm. lengte ging
na en tijdje vanzelf uit en de straat ontsnapte
aan een fikse brand. Moeder was volkomen in
paniek, kroop in de gangkast en trok mij mee.
Toen het wat rustiger werd, kwamen we er uit om
even later weer dekking te zoeken. Uiteindelijk
vonden we enige gefingeerde beschutting bij de
overburen, met wie we gezamenlijk in spanning
afwachtten wat er verder zou gebeuren. |
Evacuatie naar
Julianadorp
Het
daglicht onthulde voor de onthutste mensen de
schade, veroorzaakt door het bombarde- ment,
gedurende de nacht. Velen vreesden een herhaling
en de grote uittocht begon. Mijn ouders, pa was
weer thuis, vluchtten richting Julianadorp. We
gingen op de fiets en ik zat bij hem achterop.
In Julianadorp belandden we bij de familie
Hollander, een aannemertje met een
timmermanswerkplaats. Een aardige jonge knecht
maakte met de lintzaag een vliegtuigromp en
timmerde er een paar triplex vleugels onder,
voorzag het van een propeller en zal wel genoten
hebben van het enthousiasme waarmee de jongste
Hollander en ik dagen tegen de wind in renden om
de propeller draaiende te houden.
Te midden van alle ellende, ontheemd tussen
vreemden die het beste van de situatie
met hun ongenode gasten probeerden te maken,
speelden wij kinderen alsof er geen oorlog
bestond. Stel je eens voor wat het voor de mensen
die de vluchtelingen in hun eigen huis opvingen
betekende. Voor hun menslievendheid betaalden ze
met hun eigen vrijheid.
De zorgen van de volwassenen drongen niet tot ons
door, zolang er geen direct gevaar dreigde. Hoe
lang we er geweest zijn is me ontgaan. Wel weet
ik dat er in de loop van de volgende jaren een
regelmatig patroon van verhuizingen naar andere
adressen ontstond. De ruimten waar we verbleven
werden soms groter, de mensen soms aangenamer in
de omgang en de huurprijs speelde natuurlijk ook
een rol.
Zo vertoefden we bij de zojuist genoemde familie
Hollander, opoe Otten, de familie Bakker, Trijn
van Driel en uiteindelijk in een echt huis aan de
Tuinbouwstraat. Het verblijf in Julianadorp
duurde vijf jaar.
Bij Trijn van Driel, die met een verstandelijk
beperkte broer samenwoonde, hoorde je als kind
spannende verhalen. Niet dat ze direct tot mij
gericht waren; ze lekten gewoon uit. Jan, zoals
hij heette, zag met genoegen de mooie
geëvacueerde Helderse schonen, die tijdelijk in
de kippenschuren woonden, zonnebaden. Het riep
een gevoel bij hem op dat hem de realiteit deed
vergeten en hem op het idee bracht de wat erg
luchtig geklede dames in zijn kippenschuren te
inspecteren Dit was nu niet precies wat de dames
op prijs stelden en goede raad was duur.
De buurman wist wel een oplossing. Jan mocht met
hem naar Amsterdam, moest z'n portemonnee niet
vergeten en zal een onvergetelijke dag gehad
hebben. Hij bracht van deze excursie een
Amsterdamse schone mee, die bepaald niet verlegen
was. Ook dat vonden de tijdelijke gasten niet in
overeenstemming met wat ze wensten. Er zat voor
Ab weinig anders op dan zijn snol maar weer naar
huis te sturen. Met een ervaring rijker en een
beurs lichter bleef Ab, treurig gestemd achter.
Met aandacht volgde ik de spannende verhalen met
als onderwerp de kippenschuren. Wellicht wonnen
ze tijdens het smoezelig doorvertellen aan
anderen sterk aan kleur. Eén ding is zeker: ik
was er weer een beetje levenswijzer door
geworden. |
 |
De openbare lagere school
van Julianadorp |
|
Naar de lagere
school
Wij,
vluchtelingen uit Den Helder, werden op het dorp
vooral in het eerste jaar door de, voor het
grootste deel agrarische bevolking, toch een
beetje vreemd aangekeken en werden de
Helderse koekvreters genoemd . Wie
zich er niets van aantrok merkte al gauw dat het
overging . We beleefden al op jong leeftijd wat,
in veel ernstiger vorm, buitenlandse immigranten
tegenwoordig overkomt.
Ik ging naar de Openbare Lagere School van
meester Hendriks. Het was een fijne man met een
zeer gespreide belangstelling.Hij vertelde ons
over de sterren, liet ons s avonds op
visite komen en legde dan uit waar bepaalde
sterren stonden en hoe ze heetten. Ik denk dat ik
daar de Grote- en de Kleine Beer, en de Poolster
heb leren kennen.
Door zijn strafstelsel had hij wereldberoemd
kunnen worden als het gewerkt had. Wie in de klas
buiten zijn boekje ging, kreeg twee strafsommen.
Als je daarna weer over de schreef ging, werd het
aantal gekwadrateerd en het laat zich raden dat
je met enige aanleg voor recidive al gauw tot
astronomische cijfers kwam. Zelfs het halveren
van het aantal straf- sommen bij een goed
antwoord van de zijde der veroordeelde of een
goede daad in de klas, stelde de gestrafte nooit
in staat de stand tot nul te laten terugkeren.
Al de vereiste rekenhandelingen werden door 's
meesters rechter hand, Truus geadministreerd. Het
was dan ook niet vreemd dat ze vele vrienden en
vriendinnen had, die op illegale dispensatie
rekenden. Fraude is zo oud als de wereld, begon
ik te beseffen.
De school was een prettig aandoend, laag gebouw
met zon zes klaslokalen en wat er verder
nog bij de doorsnee school uit de jaren dertig
aan bergruimten, kamers en kamertjes hoorde. Het
lag gezellig tussen enige oude bomen, wat aan de
kust al een hele bijzonderheid is en aan één
van de oevers van de twee hoofdvaarten bij de
kruising van de hoofdstraten naar het dorp, net
buiten het centrum. Lang genoten we niet van dit
leuke schooltje, want het werd door de Duitsers
gevorderd om als ziekenhuis gebruikt te worden.
We verhuisden naar een kerkachtig gebouwtje van
een of andere christelijke sekte met de naam
"The Star of Hope and Mission", geloof
ik. Op dat schooltje, ik was toen ongeveer twaalf
jaar, brak de belangstelling voor het andere
geslacht door. Er vormden zich koppeltjes. die
elkaar nauwelijks durfden aankijken, maar waarvan
men beweerde dat ze met elkaar gingen. Ik kreeg
ook een vriendin toegewezen, ze
heette " Stijve Rijst". De bijnaam
verraadt al iets van de kwaliteit die haar in de
liefdesrelaties werd toegekend en ik kon me dan
ook niet erg verheugen in deze opgedrongen
verbintenis. Toch had zo'n op fantasie berustende
fictieve verhouding gevolgen voor het gedrag van
de partners ten opzichte van elkaar.
Blozen was iets wat je tot elke prijs diende te
vermijden en om elkaar op straat niet te hoeven
groeten liep je soms een heel eind om. Je leerde
er waarschijnlijk van dat de liefde vol
voetangels en klemmen kan zitten en dat enige
terughoudendheid in het begin alleen maar
voordeel kan brengen. We keken dus de kat uit de
boom en verloren als vanzelf iedere
belangstelling voor elkaar.
In de vijfde klas bij meester van Laar, waar de
orde wel wat te wensen overliet, zaten veel
kinderen bij elkaar uit de klassen 4 en 5. Er was
niet genoeg ruimte dus werden er klassen
gekoppeld. De goede man had er zijn handen
waarschijnlijk meer dan vol aan.
Tussen de middag bleven de meeste kinderen over
om te eten. Ze kwamen van heinde en verre naar
deze school en konden dus niet tussen twaalf en
één uur naar huis. Er werd dan ook op school
gegeten en als het weer niet al te nat of te guur
was, mochten ze nog een tijdje buiten spelen.
Natuurlijk was het voetbalveld achter de school
een mooie plaats om de bijna verstopte aderen
weer van vers bloed te voorzien. De leerlingen
holden achter een bal aan of achter de meiden.
Dit laatste spel heette meidenvangertje.
Op een ochtend kwamen twee Duitse officieren de
klas binnen. Ze wilden de meester iets vragen. De
boodschap wilde echter niet overkomen. Krijtwit
van schrik en spanning speelde hij geen woord
Duits te beheersen. Onverrichte zaken vertrokken
de heren en keerde langzaam de normale sfeer in
de klas terug. Zonder te weten wat er aan de hand
was, voelden wij kinderen feilloos aan dat er
gevaar dreigde. Jaren later begrepen we pas wat
dit onderhoud voor onze meester had betekend.
Toen werd algemeen bekend dat hij tijdens de
oorlog tot de ondergrondse van het dorp had
behoord.
Enige jaren later verhuisden we opnieuw, nu naar
een bollenschuur van de firma Belle &
Teeuwen. Een voordeel was de grotere ruimte, maar
de beslotenheid van de beide andere lokaties
miste ik tot de dag dat ik die school verliet. Er
was nog een groot nadeel voor mij; ik bleek
gevoelig, allergisch voor alles wat met bollen te
maken had. Het duurde een hele tijd voor men
begreep waar die vreemde uitslag op mijn armen,
handen en gezicht vandaan kwam. Na enige tijd
verdween alles vanzelf. Het gebouw reinigde
blijkbaar zichzelf. |

De
bollenschuur van Belle en Teeuwen werd
gebruikt als school |
|
Activiteiten samen
met mijn vrienden.
Vriendschappen
groeien en dat zal de reden wel zijn waarom ik
niet aan kan geven waar en wanneer ik Gerard
Monen voor het eerst ontmoette. We zaten op
dezelfde school, woonden dicht bij elkaar. Soms
rolden we letterlijk als aartsvijanden over de
straat, maar even later waren we weer
onafscheidelijk, verkenden we de omgeving,
speelden samen, sprongen over sloten en wisten
als geen ander waar de lekkerste peren van
Julianadorp te vinden waren.
Nu was dat niet zo'n grote ontdekking, want de
tuin van de familie Monen was door een redelijk
brede sloot afgescheiden van de tuinderij aan de
andere kant. ln mooie rijen, opgebonden langs
lijdraden groeiden daar, zoals het bordje aangaf,
"les Soldats Laboureurs", een
perensoort van buitengewone kwaliteit vonden wij.
We zetten elkaar dan ook graag aan tot het halen
van soldatenboertjes zoals we ze noemden. Jammer
genoeg was het een seizoengebonden vermaak. Nooit
leverde het ons moeilijkheden op, omdat niemand
ons ooit op het pikken van deze sappige
heerlijkheden betrapte.
Een verborgen auto
Met
de verborgen luxe auto in een schuurtje achter
een verlaten woning lag dat anders. Een dorpeling
van onze leeftijd vertelde onder geheimhouding
dat daar een auto stond waar je van alles af
mocht slopen. Hij liet ons ter ondersteuning van
zijn woorden een ruitenwisser zien. Dit
overtuigende bewijs was voldoende om ons tot
concurrentie aan te zetten. Ook wij sloopten met
gereedschap van Gerards vader verschillende
glimmende onderdelen van de wagen die hier een,
voor de Duitsers, verborgen leven leidde. Eens
zouden betere tijden aanbreken en zou men hem
weer vriendelijk toegang tot de openbare wegen
van Nederland verlenen. Het voertuig zou weer
opgepoetst en stralend aller ogen op zich gericht
vinden, want veel concurrenten zouden er nog niet
zijn.
Ik weet nog dat er snel door de veldwachter een
einde aan de plundering werd gemaakt, daar alles
natuurlijk voor de bezetter verborgen moest
blijven, zijn wij nooit op het matje geroepen.
Wij wisten ook wel dat het niet mocht, maar onder
de bemoedigende woorden van de medeslopers deed
iedereen gerustgesteld weer vrolijk mee.
Onze apotheek
Zoals alle
kinderen, hadden ook wij gevoelige perioden voor
bepaalde interessegebieden. Gedurende één
zon periode hielden we ons bezig met de
apotheek. We brachten flesjes en potten bij
Gerard in de schuur. Daar bestond minder kans op
verhuizing, omdat zijn ouders autochtone bewoners
van Julianadorp waren. Wij allochtonen stonden
erom bekend zo af en toe van adres te veranderen.
De reden zal wel geweest zijn dat de volwassenen
die op een kleine oppervlakte met elkaar samen
moesten leven dat niet altijd aankonden. Men
zocht dan weer een ander adres totdat ze, en dat
gold voor mijn ouders, eindelijk een eigen huis
konden huren.
De potjes en flesjes die we ijverig verzamelden,
vulden we met verschillende kleuren waren,
terwijl we op andere momenten onafgebroken bezig
konden zijn met het slijpen van allerlei
gekleurde stenen. Dat leverde mooie poedertjes
op. Het was ons een lust voor het oog al die
potjes en flesjes keurig op een rij te zien
staan. Onze eerste tocht na schooltijd bracht ons
hard lopend naar de schuur. Alles nog goed? Oké,
wat zouden we dan weer eens bedenken. |

Huis van de
tuinder Spanjaard |
|
Op de tuinderij van
Spanjaard, de oude proeftuin
De man die
ons onwetend de heerlijke peren
leverde, kon wel een paar vlugge
jongetjes op de tuinderij gebruiken en nam ons
aan als hulpjes. We moesten onkruid wieden,
aardbeien plukken en allerlei karweitjes doen.
Een hoogtepunt was de tocht naar de veiling in
Den Helder. Dan werd de oude T-Ford, een soort
vrachtautootje, te voorschijn gehaald en moest de
motor met een slinger op gang gebracht worden. We
vonden het allemaal prachtig en zagen er een
uitdaging in goede knechten te worden. Ook aan
deze episode kwam een eind.
De knikkerkermis
De
mens heeft tijdens zijn groei naar beschaving
vele stadia doorlopen. Hij was jager, visser,
bouwer, handelaar en vervoerder etc. In de groei
van kinderen vind je deze lange historische
ontwikkeling in versneld tempo terug. Ze maken
een pijl en boog, ze gaan vissen, ze bouwen
hutten, ze gaan hun spulletjes verkopen of ruilen
en ze bouwen karretjes of als ze die krijgen,
spelen ze er graag mee. De theorie mag betwijfeld
worden, in onze jeugd paste ze zeker! Zo'n
ontwikkelingsmoment in het kinderleven was de
jaarlijks terugkerende knikkerkermis. We maakten
dan veelal met de figuurzaag ingenieuze
spelletjes, waaraan je tegen betaling met
knikkers mocht meedoen. Je kon dan winnen,
verliezen of gelijk spelen.
Op triplex maakte je met een passer een cirkel,
plaatste langs de rand getallen 5,10,15 en 20 op
de plaatsen van de vierwindstreken. Midden in de
cirkel bevestigde je een wijzer die licht
ronddraaide en altijd bij een getal in de buurt
precies erop tot stilstand kwam. Om de beurt
mochten de klanten hun geluk beproeven en wie het
hoogst kwam had gewonnen. De geluksvogel werd
uitbetaald in knikkers en wat erover was van de
inleg ging in de knikkerzak van de standhouder.
Als je bijvoorbeeld 10 knikkers inleg vroeg van
vier deelnemers en de ronddraaiende pijl bleef op
het hoogste nummer staan (20), dan speelde je als
standhouder nog met een winst van 20 knikkers.
Bij een ander spelletje moest je een knikker
onder poortjes door laten rollen. Het aantal dat
je winnen kon stond er boven aangegeven. Je liet
je klanten betalen en zorgde ervoor dat de
poortjes niet te ruim waren, terwijl de tegels
die niet altijd waterpas lagen voor een extra
moeilijkheid zorgden, die de klanten zelf moesten
overwinnen. De afstand kon je naar gelang je als
exploitant meer won of verloor, verkorten of
verlengen. Je moest erg opletten, maar ook met
dit spel waren goede zaken te doen. Mijn
handigheid in het figuurzagen, van pa geleerd,
kwam me goed van pas |
Vissen en hutten
bouwen
Ook vissen
deden Gerard en ik altijd graag. De vangsten
waren niet bijzonder, maar de spanning was er
niet minder om en dat zal wel de motor voor de
jaren lange motivatie zijn geweest. Zo ving ik
eens als tienjarig knulletje een geweldige baars,
wel 30 cm lang. Ik kreeg hem op het droge en
oogstte grote bewondering van mijn vriendjes,
terwijl de vangst aan niets anders dan geluk te
danken was. Niemand durfde de geweldenaar aan te
raken en ik moest maar zien hoe ik deze kolos
thuis kreeg. Ik heb hem gewoon aan de haak laten
zitten en thuis, toen hij al uit zijn lijden
verlost was, bleek het een kleine moeite hem los
te maken.
Hutten bouwen hoorde natuurlijk ook tot de
activiteiten en aan twee van dit soort bouw-
werken heb ik nog herinneringen. Het eerste
experiment hing in een boom boven een sloot. De
extreme plaats hield verband met de concurrentie
die je altijd de baas moest blijven en die
bovenden buiten de deur moest trachten te houden.
De bouw boven de sloot moest eventuele belagers
afschrikken, want een insluiper die een nat pak
opliep had in onze logica een probleem. Natte en
stinkende kleren na een plons in een vieze sloot
bleef voor niemand thuis onopgemerkt en
bovendien, wisten we uit ervaring , stonden er
straffen op. Om in de boom te klimmen moest je
halsbrekende toeren verrichten, wat voor ons
geoefende eigenaren niet zo moeilijk was als voor
eventuele indringers.
Het tweede bouwsel, we waren toen al enige jaren
ouder schat ik, had gasverwarming en leek op een
echt huisje. Het was onze trots. Buiten de hut
bouwden we een vuurplaats. We legden een ijzeren,
gesloten, d.w.z. aan één kant platgeslagen
elektrabuis gevuld met zaagsel in het vuur,
leidden het gas dat door de verwarming vrij kwam
door een slangetje naar binnen en staken het daar
aan. Later leerde ik dat we de droge destillatie
toegepast hadden. Hoe we op het idee kwamen is me
niet meer bekend, dat we er bijzonder veel
plezier aan beleefden vergeet ik nooit. Ook toen
al had elk voordeel een nadeel, want lang brandde
het vlammetje niet, doordat teerachtige derivaten
het uitstroomgaatje van het gas verstopten. We
moesten dus vaak de neus snuiten. |
|
 |

De
wijzerplaat van de klok van de kerk werd
ontregeld |
|
|
 |
Ontregeling van de
kerklok
Ook
de pijl en boog speelde in ons jongensleven een
grote rol. Sterke wilgentakken, met zorg
uitgezocht en met stevig draad gespannen, konden
een pijl vele tientallen meters wegschieten. Die
pijlen voorzagen we van uitgesmolten
mitrailleurkogels waar in oorlogstijd gemakkelijk
aan te komen was. We stookten een stevig vuur en
legden daar de kogels in om het lood waarmee ze
gevuld waren eruit te smelten. Toch schrokken we
tijdens deze activiteit behoorlijk toen er af en
toe harde knallen klonken die het vuur uiteen
deden spatten. We ontdekten dat er tussen de
gewone kogels ook lichtspoormunitie zat, die
diende om in het donker te kunnen zien of de
schutter zijn object wel goed in het vizier had.
Met de kogels waar het lood uitgesmolten was,
schoten we op alles wat ons als een gelegitimeerd
object voorkwam en ik moet toegeven dat we niet
veel beperkingen kenden. Een opmerking is hierbij
wel op z'n plaats: levende wezens behoorden niet
tot de categorie toegestane mikpunten.
Ik weet nog heel goed dat de kerkklok van het
Hervormde kerkje op het dorp er dus wel bij
hoorde. We mikten zó goed, dat de pijlen in de
wijzerplaat bleven steken en het verder rondgaan
van de wijzers verhinderden. Wie geen eigen
tijdmeting had, zat meteen met een probleem. Wij
niet! We vonden het een prestatie, een beloning
waard. We wisten reeds dat de wereld zo niet in
elkaar zat, maar dat in plaats van onze
prestaties, het ongemak voor anderen zwaarder zou
wegen bij een eventuele beoordeling. We bewaarden
dan ook een diep stilzwijgen over deze affaire.
Denk nu niet dat ons jachtinstinct nog niet tot
ontwikkeling was gekomen. Het tegendeel was het
geval. We beperkten ons bij het jagen tot slechts
enkele dieren. Het waren de vissen en de
konijnen. Over de vissen praten we maar niet
verder, want het is algemeen bekend dat wij niet
de enigen waren die wel eens graag een lijntje
uitlegden. Met de slimme konijntjes en de
zigzaggende hazen wilden we de strijd ook graag
aanbinden. We leerden strikken van koperdraad
maken en ze te bevestigen aan boomstammetjes op
paadjes, waarvan wij dachten dat het hoofdwegen
van onze viervoeters waren. We bleken echter
minder slim dan de diertjes waarop we jaagden,
want nooit stapte één haas of konijn onze
uitnodigende poortjes binnen, waar ze zichzelf
anders opgeknoopt zouden hebben. Ik zou het nu
voor geen geld meer doen. |
|
|
Mijn nieuwe vriend
Jan Jongejan
Jan Jongejan woonde vlak bij mij in de buurt.
Zijn vader had een boerderij aan de Middenvliet,
maar de familie woonde in een huurhuisje net als
wij. Jan en ik hadden denk ik een technische
aanleg gemeen en we interesseerden ons dan ook
voor alles wat mobiel was. Niet dat er in de
oorlogstijd veel mobiels te beleven viel, maar
oude, afgedankte fietsen waren wel te vinden. We
haalden ze overal vandaan en knapten de beste van
de slechte zo goed als we konden op. We leerden
er vreselijk veel van. Kogellagers, kettingen en
terug- trapremmen ontvouwden voor ons hun
geheimen. Met de opgekalefaterde fietsen, zonder
banden, want die waren nergens meer te koop,
reden we met veel herrie door de buurt.
Het leukste was het plotseling remmen, waarbij we
in het halfdonker lichtende sporen op het
plaveisel trokken. Je moest wel uitkijken om niet
op je gezicht te vallen, maar de uitdaging was
dit risico meer dan waard. En voor zover ik het
me nog herinneren kan, vonden er geen ernstige
calamiteiten plaats.
Met net zoveel inzet en plezier bouwden we karren
op onderstellen van kinderwagens. Later werden
deze vehikels voorzien van een echt autostuur dat
we van de smid Korevaar mee- kregen. De besturing
verliep via een poelie waarover met één slag
een stevig stuk touw liep. De uiteinden van dat
touw waren bevestigd aan de einden van de
stuurbalk, waarvan de as vastgeschroefd zat. Het
had voor ons hetzelfde effect als voor de
tegenwoordige automobilist de stuurbekrachtiging.
Uren waren we aan het oefenen om recht achteruit
te rijden en ook bochtjes achteruit hielden ons
tijden geconcentreerd bezig. In voorwaartse
richting pro- beerden we zo snel mogelijk een
bocht van 90 graden te nemen. Het gebeurde bij
herhaling dat we van de kar op de straat terecht
kwamen. Toch gingen we door, dan met Jan achter
het stuur dan weer afgelost door Gerard of Han |

Op dit
trottoir in de Landbouwstraat oefenden we
onze stuurmanskunsten |
|
Wie niet aan het
stuur zat was motor en geloof maar
dat die motoren je zo snel mogelijk de bocht
wilden zien draaien. Op het meest cruciale
moment, waar een echte automobilist gas terug
neemt, gooiden wij in termen van hedendaagse
techniek, de turbo er nog even boven op. Wie
zonder moeilijkheden de bocht doorkwam was een
gevierd persoon, maar de bedoeling was de
chauffeur uit de bocht te laten schieten.
Diezelfde herhalingsdrang kan ik me ook nog
herinneren aan de rekstok. Vlak bij mijn
ouderlijk huis stond een houten loods. Uit
sommige planken waren de knoesten weggesprongen
waardoor er hier en daar in de stevige planken
een mooi rond gat achtergebleven was. In één
van die gaten paste een dikke stalen stang die ik
ergens op de kop getikt had, gevonden heette dat
in die tijd. Het andere einde bevestigde ik
stevig op een dikke balk die ik in de grond
geslagen had. Zo stond er plotseling een
geweldige rekstok me uitdagend aan te kijken.
Probeer eens,hangend aan één knie rond te
draaien, meende ik hem te horen zeggen en
dat werd weer de aanleiding tot een wekenlange
oefenperiode aan de rekstok.
Natuurlijk werden vriendjes uitgenodigd ook hun
kunsten te vertonen en zo waren we weer
weken van de straat. We trainden
alsof we uitgenodigd waren voor de Olympische
Spelen.
Andere bezigheden die van tijd tot tijd de kop
opstaken waren bv. tollen,steltlopen, of figuren
maken met een touwtje om je pink en duim van
beide handen. Meisjes bleken daar meer bedreven
in dan wij jongens. Ik bracht het nooit verder
dan de afgezaagde kop en schotel, anderen waren
daarin dus aanmerkelijk handiger dan ik. |
Vliegeren werd
verboden
Het meeste plezier beleefden we echter aan het
vliegeren. Pa leerde mij vliegertjes maken. Hij
spleet een bamboe stok in kleine, vooral dunne
latjes, maakte er in een bepaalde verhouding
een kruis van, bond
de verticale en de horizontale latten met dun
touw stevig aan elkaar, verbond alle punten van
latjes met een dun touwtje en plakte daar
speciaal vliegerpapier overheen, dat wel iets
leek op vetvrij papier. De kortste lat werd een
beetje kromgetrokken, gespannen noemden we dat.
Er werd een toom, ook weer in een bepaalde
verhouding aangemaakt en dan was de vlieger klaar
voor de eerste luchtdoop.
Het oplaten was nog een probleem, want hardlopend
tegen de wind in, moest je de vlieger in het oog
houden om te controleren of hij rustig bleef
opstijgen of dat hij in draaiende patronen de
aarde weer opzocht. We moedigden elkaar luidkeels
aan: rennen, stop, stop etc. Naarmate we ouder
werden verliep het vliegeren steeds beter. De
oorlog gooide ook bij dit onschuldige
kindervermaak roet in het eten. Door middel van
vliegers zouden verzetsmensen elkaar boodschappen
kunnen doorgeven. Vliegeren werd dus verboden |
|
 |
Voorzien in eigen
behoeften tijdens de
oorlogsjaren
Met het
klimmen der jaren veranderde de
belangstellingssfeer en werden meer plichten
voelbaar. Het was heel gewoon dat ook kinderen
hun steentje bijdroegen aan de voedselvoorziening
van het gezin. Ik moest elke avond bij een boer
de anderhalve liter melk, die hij moeder tegen
een normale vergoeding beloofd had, ophalen. Dat
betekende zo'n twee kilometer heen en terug lopen
op mijn klompen. Ik haalde het witte goud in een
blauw kannetje met een beugelsluiting. In de
winter als de vaarten dichtgevroren lagen en dat
gebeurde elk jaar opnieuw, ging ik op mijn
schaatsen en was ik veel sneller heen en weer dan
lopend. Moeder goot die melk in een grote, platte
schaal en schepte na 24 uur heel voorzichtig met
een platte lepel de naar boven gekomen room eraf.
Ze bewaarde die in een grote vierkante fles.
Vader had er een passende afsluiting voor
ontworpen met een gat erin, waardoor de stamper
met gaatjes op en neer bewogen kon worden. Tegen
het eind van de week werd er 's avonds gekarnd.
Het was een saai werk, maar het resultaat leverde
prachtige roomboter op, waarmee we weer een
weekje vooruit konden. Wat over bleef na het
karnen was ook iets bijzonders: karnemelk.
Mijn moeder was zelf afkomstig uit een
arbeidersgezin. Opa werkte als knecht zijn leven
lang bij een boer. Moeder kende die wereld dus
van binnenuit en fietste graag bij de boeren
langs. Ze was contactueel sterk en kon het
daardoor met vele boeren en boerinnen goed
vinden. Ze wist aan aardappelen te komen en mocht
wekelijks bij de palingvisser Bijvoet als vaste
klant een kilo paling kopen. Ze stond op de
lijst, wat in die tijd zeker niet voor iedereen
weggelegd was. Het was een sterk staaltje van
haar vrouwelijke diplomatie zou je kunnen zeggen.
Ons gezinnetje werd deel van een zwart circuit
waardoor we niet langer van de bonnen alleen
afhankelijk bleven.
Beunhazen op
de Rijkswerf
Ook vader
droeg met zijn vriend Willem Dupré graag een
steentje bij aan dit deel van de
"ondergrondse" activiteiten. 'De Kale'
het Duitse hoofd van de afdeling op de Rijkswerf,
waar vader gedurende de oorlog te werk werd
gesteld om U-boten en ander oorlogstuig
functioneel te houden, had een zware baan. Als de
beste man even de andere kant opkeek waren de
arbeiders, ook vader en Willem al weer druk bezig
met hun eigen werkzaamheden, wat gecommuniceerd
werd met het begrip beunhazen.
Vader en Willem maakten verschillende nuttige
zaken. Ze produceerden korenmolentjes om tarwe te
malen en oliepersen om uit het koolzaad dat
moeder op de kop tikte, koolzaadolie te persen.
Ik zie de twee vrienden nog met hun zware
werkhanden naast elkaar om de grote slinger in
een vast tempo, tijden achter elkaar doordraaien.
Een constant stroompje gele olie vulde langzaam
als beloning voor noeste arbeid de eronder
staande schaal.
Soms gingen ze na afspraken die moeder met boeren
maakte, op de fiets naar het afgesproken adres om
ter plaatse tegen een overeengekomen
verdeelsleutel te persen. |

Waarschuwing
voor mijnenveld |
|
Koolzaad winnen was
een gevaarlijke onderneming
Koolzaad
bleek dus een prachtig gewas om de oorlog te
overleven. Wij als kinderen wisten dat net zo
goed als onze ouders. Toen de bevrijding door de
geallieerde invasie in Bretagne en Normandië
dichterbij kwam in 1944, zetten de Duitsers de
verdedigingslinie, die van de duinen via
Julianadorp tot in Breezand liep, onder water.
Ook het land om het dorp kwam grotendeels blank
te staan. Alleen de wat hoger gelegen gedeelten
bleven nog net droog en daar wenkte uitnodigend
het rijpe koolzaad. Wij jongens zagen natuurlijk
al snel onze kans. Het was toch eeuwig zonde om
dat prachtige, droge koolzaad, dat daar als een
gele oase in een blauwe oceaan van water lag, te
laten wegrotten? In de vroege zomerzon glansde
het geel van de bloemen, die de zonnestralen
weerkaatsten met een niet te stuiten verleiding
ons toe. Zo iets kon je toch niet verloren laten
gaan!
Er was echter één grote moeilijkheid. Om er te
komen moesten we door de mijnenvelden en dat was,
zoals we uit ervaring wisten, een en gevaarlijke
onderneming. Daar deinsden we voor terug. Toch
was er bij ons twijfel aan de effectiviteit van
deze Duitse verdedigingslinie. In twee velden
klonken wel eens explosies als onvoorzichtige
honden die niet konden lezen ongevraagd toch
onder het prikkeldraad doorkropen en dan de lucht
in gingen.
Wij konden wèl lezen en wisten wat 'Minen
Lebensgefahr' betekende. We zagen ook dat er
kleine verschillen aan de bordjes op te merken
waren en dat die verschillen duidden op velden
mèt en velden zonder mijnen. Wij wisten waar de
velden lagen, waarop honden de lucht in gingen en
de velden waarin nooit iets gebeurde.
Onze conclusie was eenvoudig en opende
perspectieven. Er waren dus velden waar inderdaad
mijnen lagen, maar in die anders aangeduide
weilanden lagen ze niet. Hoe je als kind tot
dergelijke absolute besluiten komt, is me nooit
duidelijk geworden. Het zal wel met intuïtie te
maken hebben. In ieder geval togen wij vrienden
op weg, dwars door het nep
mijnenveld, en maaiden met een oude sikkel van
Gerards vader het begeerde koolzaad. Aten om
twaalf uur als volwaardige arbeiders ons brood op
en dorsten het geoogste goud ter plekke. We
stopten de peulen in een zak en dansten daar om
beurten naar hartenlust op. Het koolzaad sprong
uit de peultjes en het zaad zakte onder in de
zak.
Laat in de middag liepen we dezelfde weg terug
met de zandzakken, nu gevuld met de kostbare
grondstof op onze nek. Op een honderd meter
afstand stonden Duitse soldaten ons luid toe te
schreeuwen dat er mijnen lagen. Om hen in het
gelijk te stellen, zetten we om beurten onze zak
op de grond . gilden: Boem! en
sprongen dan zo hoog we konden in de lucht om na
het landen even languit te blijven liggen. Daarna
vervolgden we onze
oogsttocht naar huis. Ik denk tot verbazing en
opluchting van de dienstdoende
soldaten op dat moment.
Thuis waren onze ouders de koning te rijk met de
door ons vergaarde schatten, maar de eerlijke
informatie over de weg die we gegaan waren,
hielden we wijselijk voor onszelf. Je maakte
ouders toch niet voor niets angstig; ze geloven
veel te gemakkelijk allerlei praatjes. Of we in
deze omstreden beslissing gelijk hadden, of dat
een beschermengeltje ons begeleidde zijn we nooit
aan de weet gekomen. Na vele jaren weet ik één
ding zeker: als de gelegenheid zich nog eens zou
voordoen, zou ik nooit meer aan zo'n actie
deelnemen. |
Graan verzamelen
voor bakken van brood
Mijn
moeder kende het verhaal uit de bijbel over de
heidense vrouw Ruth en de rijke boer Boaz
blijkbaar goed. Het is een geschiedenis overeen
jonge heidense vrouw en een rijke Israëlische
boer. Ruth mocht met haar schoonmoeder Naomi aren
lezen op zijn land toen ze na een hongersnood
terugkeerden naar Israël. Het aren lezen maakte
deel uit van een sociaal systeem om de armen te
laten overleven. Ieder jaar tijdens het oogsten
van het graan spiegelde moeder zich aan deze
geschiedenis en wist ze wel een boer te vinden
die er geen bezwaar tegen had dat we de gevallen
aren opraapten en meenamen naar huis. Bij deze
afschuwelijke bezigheid moest ik altijd
meehelpen.
We brachten de zakken vol aren thuis, waarop
vader met een zekere venijnigheid, zeer tegen
zijn natuur, eindeloos met een knuppel stond te
beuken. De aren werden na het dorsproces eruit
gehaald en het kaf werd op ouderwetse wijze door
de wind van het zwaardere koren gescheiden. Het
procedé is zo oud als de beschaafde mensheid en
afkomstig uit het begin van het ontstaan der
wereld, stel ik me voor.
Langzaam werd de inhoud van de zakken na het
dorsen uitgegoten boven een wijde mand. De wind
blies zoveel kaf weg dat het graan, bevrijd van
de prikkelende deeltjes, zich redelijk schoon,
glanzend in de gevlochten mand neervlijde. Dit
ritueel werd nog enkele malen herhaald, totdat de
goudgele tarwe een goed voorziene tafel voor de
komende maanden beloofde. Moeder placht dan
altijd te zeggen: "mooi voor de
winter". Het was een dankbare constatering.
Ze had die als dochter van een boerenarbeider
thuis in haar jeugd in de praktijk van het leven
geleerd. Wie niet zorgde in de zomer, zat in de
winter zonder eten.
Het brood bakken was is een verhaal op zich.
Brood moet, om eetbaar te zijn luchtig worden
gebakken, maar de gist die daarvoor zorgt, was
niet meer te koop. Men liet daarom een gedeelte
van het deeg enigszins zuur worden en mengde dit
de volgende dagen door het nieuwe deeg. Weer werd
er dan een gedeelte voor de volgende dagen
bewaard. Het brood rees redelijk en werd met
graagte gegeten. Het bakken vond plaats in de
oven van het kolenfornuis. Kolen waren op de bon
en later helemaal nier meer te koop. Alles wat
maar branden wilde werd in de vuurpot van het
oude fornuis gegooid. We bezaten ook nog een
vuurduveltje,of noodkacheltje, een heel klein
kacheltje dat je op de ringen boven op het
fornuis kan plaatsen. Het werd gestookt met
kleine stukjes brandbare materie. Er werd op
gekookt en het werkte goed. Nood leert mensen
blijkbaar het beste uit zichzelf te halen. |
Meer aktie voor
voedsel
Als pa van zijn werk op de Rijkswerf in Den
Helder thuiskwam, ploeterde hij op een stukje
grasland, dat hij huurde en waarop hij groenten
en peulvruchten verbouwde voor de winter. Het was
geen pleziertje na een hele dag werken, maar het
loonde ondanks de schraalheid van de geestgrond
in Noord-Holland de moeite.
Mijn konijnenfokkerij werd gezien als een andere
vorm van autarkie, het economisch gezien in je
eigen behoeften kunnen voorzien. In de schuur nam
in de loop der tijd het aantal hokken toe als
gevolg van de groei van mijn konijnenpopulatie.
Het zijn nu eenmaal zeer vruchtbare diertjes. Ik
ging zo af en toe met een voedster naar een ram,
die ik door een man tegen betaling enige minuten
ter dekking van mijn voedster tot haar
beschikking werd gesteld. De snelheid waarmee ze
bevrucht werd vond ik, op mijn nog jeugdige
leeftijd een grote bijzonderheid. De prijs viel
mee (f.0,25) en als na zes weken de nieuwe
konijntjes zich presenteerden, wisten we dat we
na een halfjaar weer een mals hapje op tafel
zouden krijgen. Ik slachtte ze zelf. Eén tik met
een houten steel achter de oren was al genoeg om
ze het bewustzijn te doen verliezen. Na het
doorsnijden van de halsslagader beëindigde het
konijn op pijnloze wijze het leven.
Als kind groeide ik mee in de gewoonten van mijn
tijd, waarin andere waarden golden dan nu. Pas
veel later begon ik te beseffen dat het toch
eigenlijk wel vreemd was je eigen vriendjes op te
eten. Maar goed, toen lag er ook al weer meer dan
het oorlogs-minimum op ons bord. Al deze
ervaringen en al het werk dat het met zich
meebracht, maakte dat je de hele dag, die er
naast het schoolgaan overbleef, besteedde aan de
voedselvoorziening van het gezin.
Ook kinderen werden daarbij graag gestimuleerd.
Het grote voordeel van deze situatie was dat het
fenomeen puberteit onder deze omstandigheden geen
schijn van kans kreeg. Het bestond in de oorlog
gewoon niet. Als kinderen hun plaatsje in een
gemeenschap, waarin ze een zinvolle dagvulling
hebben, volledig innemen en ze gewaardeerd worden
voor hun prestaties in het algemeen belang,
groeien ze spelenderwijs de volwassenheid in.
De oorlogsjaren stimuleerden deze werkhouding en
de waardering van de ouderen was natuurlijk
voorwaarde. Wij vrienden zochten alle dagen
distels voor de konijnen, maaiden gras met een
klein handzeisje, verbouwden winterwortelen voor
eigen consumptie en gebruikten ze tevens als voer
voor de konijnen.
Ik weet nog heel goed dat mijn vader. toen ik
weken rust moest houden door de geelzucht die me
getroffen had, 's avonds met jonge konijntjes
naar boven kwam en de zachte donsjes over de
dekens liet rennen. Na verloop van tijd gingen ze
weer naar het hok om de volgende dag opnieuw op
te treden als voorboden van een betere tijd. Een
tijd waarin ik weer gewoon mee zou kunnen
huppelen op de straat, zoals zij dat nu over mijn
dekens deden.
In de jaren `43 t/m '45 kwamen dit soort
infectieziekten veelvuldig voor. Het had alles te
maken met de snel verminderende hygiëne en de
zwakker wordende weerstand van de mensen tegen
deze ziekten. Zeep was nergens meer ze koop en
voor alles wat uit de winkels verdween, bedacht
men wel een surrogaat, namaak of een
vervangingsmiddel. Het kon nooit tippen aan de
kwaliteit die we voor de oorlog gewend waren
geweest. Bijna alles wat je dagelijks in het
huishouden gebruikte, verdween langzamerhand uit
de winkels. |

De tankval
foto april 1945

De tankval
ingetekend in een recentere kaart van
Julianadorp (+/- 1990) |
|
Graven tankval
leverde brandstof op
In 1943 groef de Organisatie TOTD de tankval om
het dorp. Een diep en breed kanaal geflankeerd
door bunkers waarin zwaar geschut opgesteld werd.
De door stoom aangedreven machines zochten hun
weg door de aarde en lieten een kanaal achter,
als een zichtbare herinnering aan een verdwaasd
systeem dat Über- und Untermenschen kende en
voor een verderfelijke ideologie de hele wereld
wilde veroveren. Te beginnen in met Europa.
In die periode werd de brandstofvoorziening een
beetje eenvoudiger.
De benodigde energie voor de aandrijving van de
graafmachines werd geleverd door grote briketten
van zo'n 30 cm. lang en 20 bij 20 cm. breed en
hoog. Ze stonden keurig als grote muren te
wachten op het vuur. Wij vonden dat er best een
paar per week in onze kachel en het fornuis
gestookt konden wonden. Kort gezegd, we
probeerden ze dus te stelen.
Daartoe bouwden we na langdurige observatie een
strategie op. Er liep altijd een soldaat wacht,
die gelukkig maar aan een kant tegelijk kon
kijken. Een paar jongens namen stelling aan de
ene kant van de muur en de rest van de groep aan
de andere. Als er een hand omhoog ging, betekende
dat: hij loopt nu hier en gaat rustig verder.
Tijdens de enkele minuten dat hij daar oplette,
pikten wij enkele briketten, doken weer in het
hoge gras of een greppel weg en seinden op onze
beurt als hij aan onze kant normaal zijn
inspectie uitvoerde. Dat was het sein voor de
anderen om hun slag te slaan.
Later werden de stapels briketten bespoten met
witte kalk, zodat een gestolen briket een zwart
gat in de muur achterliet. Lang hoefden we niet
over een tegenaktie na te denken. We namen daarna
een klein emmertje met witkalk mee en maakten het
gat, dat het stelen van
Reichseigentümer bewijzen moest, snel wit. |
Zelf zorgen voor
elektriciteit
Op een andere manier probeerde ik ook de
elektriciteitsvoorziening veilig te stellen. Ik
monteerde een fietsdynamo op een wiel. Een grote
propeller, die ik gemaakt had van stevig hout,
werd door windkracht in beweging gebracht. Het
geheel werd op het dak gespijkerd en het licht
kon komen. Het werkte wel, maar de geleverde
energie was rechtevenredig met de windkracht en
daar die nogal fluctueerde, zaten we te lezen
zoals dat aan de kust bij het licht van de
vuurtoren zou kunnen gebeuren. Licht, prachtig en
dan ach, donker om even later weer te baden in
het volle licht van een fietslampje dat door
overspanning op doorbranden stond. Het spreekt
vanzelf dat zo'n lampje tegen die overspanning na
een flinke windstoot niet opgewassen bleek.
Een andere oplossing was het trappen op een
vastgezette fiets met een vrij draaiend
achterwiel met dynamo eraan in de kamer. Daarbij
moest om beurten getrapt worden om de anderen van
het licht te laten genieten. Deze methode bewees
zijn waarde in grote gezinnen. Vele handen maken
licht werk, maar vele benen ook. Dat was nu
precies de reden, waarom het bij ons thuis niet
werkte. En omdat de windenergie installatie op
het dak ook al geen succes was, prutste mijn
vader een carbidlamp in elkaar. Ook daarmee waren
voortdurend problemen daar het kleine
uitstroomgaatje voor het gas steeds door
verontreinigingen verstopt raakte. |
|
 |

De
Tuinbouwstraat, huizen speciaal gebouwd
voor vluchtelingen |
|
Verhuisd naar de
Tuinbouwstraat met inwoning van
dominee Wichen
Speciaal
voor vluchtelingen waren in de Tuinbouwstraat en
in de Jacob van der Veerstraat nieuwe woningen
gebouwd. Aan mijn ouders werd in 1943 één van
de huizen in de Tuinbouwstraat toegewezen.
Eindelijk hadden mijn ouders een nieuw gebouwd
huurhuis gekregen en woonden we als gezin onder
normale huislijke omstandigheden. Vader had zijn
werk op de Rijkswerf bij de Duitsers, mijn moeder
zorgde voor het huishouden en organi- seerde haar
eigen tochten langs boeren om wat vader illegaal
fabriceerde op zijn werk, zoals messen en
aluminium kammen, voor eten te ruilen. Ik ging
naar de MULO in Den Helder.
De familie Wichen, de predikant en zijn vrouw van
de Nederlands Hervormde Kerk op Julianadorp
hadden boven een kamer bij ons in huis en zorgden
verder voor zichzelf. Mevrouw van Wichen was
onderwijzeres en zag blijkbaar dat mijn
schoolontwikkeling geen gelijke tred hield met
mijn leeftijd. Om mijn taalkundige ontwikkeling
niet helemaal te laten mislukken, stelde ze voor
me bij te werken. Ik moest twee maal in de week
een uur thuis met haar taaloefeningen maken. Ik
kan me nog herinneren dat ze oude advertenties
uit vergeelde kranten knipte en mij brieven liet
schrijven waarin ik naar inlichtingen en prijzen
moest informeren. Zij speelde dan de verkoper en
schreef me, dat ik, of te veel noten op mijn zang
had, of een te krenterige koper was. Als ik wilde
kon ik daar weer op antwoorden. Eigenlijk had ze
een leuke manier bedacht om vanuit mijn
belangstelling voor bepaalde objecten, zoals
fietsen, karren of speelgoed haar onderwijs
gestalte te geven. Helaas was ik al zo aan de
vrijheid gewend dat ieder uur in huis een ware
opgave voor me betekende. Ik vermoed dat haar
goed bedoelde pogingen schipbreuk leden op mijn
gebrek aan belangstelling. Haar echtgenoot, de
dominee die geen kinderen gewend was, berispte me
nog al eens: Jongen", hoor ik hem nog
zeggen,"waarom ren je altijd zo? Doe toch
eens wat kalmer aan. ADHD was nog niet ontdekt,
maar om met Erik te spreken: ik was alle dagen
heel druk.
Ons huis werd
gevorderd voor bunkerbouwers,
1944
Op een
kwade dag werd ons medegedeeld dat we het huis
uit moesten, omdat de hele straat door de
Wehrmacht gevorderd was. Alle mensen vertrokken,
alleen vader bleef in zijn huis en wachtte rustig
af hoe men op zijn halsstarrige houding zou
reageren. Wat hing hem boven het hoofd nu hij een
bevel van de commandant naast zich neergelegd
had? Weer typisch een karaktertrek van vader die
altijd zeer buigzaam was, maar op heel zeldzame
momenten met geen bulldozer in beweging gebracht
kon worden. Dit was zo'n moment en er
gebeurde........helemaal niets. We bleven heel
normaal thuis.
Al snel bleek met welk doel de hele straat
gevorderd was. De arbeiders die de tankval
moesten graven, werden in de leegstaande huizen
ondergebracht. Hun bedden bestonden uit zakken
die van papiertouw gevlochten waren en met stro
gevuld. Van de nieuwe buren hadden we geen enkele
overlast. ze waren te moe en te afgemat om na hun
verplichte werk nog iets anders te doen.
Na enige tijd
werden op een droge dag alle bedden op straat
gegooid en de huizen dichtgeplakt met stroken
papier, waarna er blauwzuurgas in gespoten werd
om het ongedierte dat de mannen belaagde, te
doden. Door de naden en kieren in ons huis kregen
we ook een lichte lading gas mee, maar door het
huis zo lang mogelijk te verlaten en de ramen
open te laten, konden we deze overlast wel
verwerken. Op de straat en het trottoir sprongen
in de zon ontelbare vlooien rond, die de
slaapzakken ontvlucht waren. Er was voor hen
immers geen druppel bloed meer voor handen. Ik
geloof dat we deze ontsmettingsmaatregelen enige
keren hebben overleefd, hoewel ik er geen
zekerheid over heb. Toen de werkzaamhedevan de
O.T., Organisation TODT, zoals deze
dwangarbeiders organisatie genoemd werd ten einde
waren, kwamen de oude buren weer terug en was de
straat weer zoals hij voor de ontsmetting geweest
was. |
|
 |
Onrustige nachten
en neergeschoten vliegtuig
Naarmate
de oorlogsjaren vorderden werden de
bombardementen op Duitsland geïntensiveerd.
Churchill had in zijn nood, toen hij bij Stalin
om hulp aanklopte te horen gekregen dat hij te
weinig bijdroeg aan de militaire druk elders in
Europa om het wegtrekken van Duitse troepen uit
Rusland te bespoedigen. Stalin stond er op dat
hij andere fronten zou openen om Duitslands
slagkracht te verzwakken, opdat de Russen weer
meer lucht zouden krijgen. Engeland was daar
totaal niet toe in staat en beloofde toen maar de
luchtvloot uit te breiden. Langzaam kwam de groei
daarvan op gang, maar toen ze er eenmaal was,
werd het een wapen waar Duitsland geducht mee
bestookt kon worden.
'Nachts vooral,maar ook overdag vlogen op grote
hoogte de squadrons met luid dreunende motoren
over. Moeder hield het 's nachts in bed niet uit
en zocht haar veiligheid beneden. Zodra ik zeker
wist dat ze beneden, was sloop ik naar hun
slaapkamer en bedelde om een plaatsje bij pa in
bed. Hij troostte me met de gedachte dat een bom
op het huis het hele huis zou opblazen en dat het
dus niet uitmaakte of je boven of beneden op het
onheil wachtte. Waar de stressbestendigheid in de
familie vandaan komt,is nu wel duidelijk. En
hoewel ik er rationeel niets tegen in kon brengen
bleef de twijfel knagen, maar zijn matige
optreden kalmeerde me blijkbaar en ik bleef bij
pa.
Het was trouwens wel een fascinerend gezicht de
vele zoeklichten met lange vingers, die iets
begeerlijks op het spoor waren, de hemel te zien
aftasten. Als een zoeklicht op een vliegtuig
stootte en de felle stralenbundel het deed
oplichten als een flonkerende diamant tegen een
donker kleed, zwaaiden de andere zoekers, die
minder fortuinlijk waren geweest, meteen hun
licht ter ondersteuning naar de bundel van de
geluksvogel,die als eerste de prooi ontdekt had.
Waarschijnlijk hadden ze zo het gevoel in de eer
te delen. Het vliegtuig moest dan wel heel gekke
kapriolen maken om aan de lichtbrengende belagers
te ontkomen.
Al snel zag je een lange slinger van oplichtende
kogels in de richting van de ten dode
opgeschreven vogel opklimmen. Meestal betekende
dat het einde van een achtkoppige bemanning,
waarvan een aantal per parachute de dood
probeerden te ontkomen. Soms kwamen ze heelhuids
beneden en werden met gevaar voor eigen leven
door boeren en verzetsmensen opgevangen verstopt
en later soms zelfs naar Engeland teruggebracht.
Vooral in de winter van 1944 was het dreunende
geluid van de zware motoren der
Lancasters,Vliegende Forten en Stirling
bommenwerpers continu aanwezig.
Wij beleefden de oorlogstijd niet echt als een
gevaarlijke tijd, ondanks de regels die
plotseling van kracht werden als de sirenes
loeiden. We moesten dan onder de bank kruipen en
wachten tot het signaal veilig".
klonk. Op een zaterdagmiddag kwam een grote
Stirling bommenwerper die een noodlanding
inzette, op een afstand van zo'n drie kilometer
bij ons vandaan in een weiland terecht. We
hoorden het loeien van de motoren en zagen de
kist in noordwestelijke richting heel laag achter
bomen en huizen verdwijnen. Toen werd het
plotseling stil. We sprongen op de fiets en zagen
na zo'n tien minuten de plaats waar het toestel
geland was. Duitse soldaten naderden met het
geweer in de aanslag de gewonde vogel, die tot
geen verdediging meer in slaat was. Het is
natuurlijk ook best
mogelijk dat de captain geen domme dingen wilde
doen nu hij in het net van de Duitse vogelaar
gevangen zat. Net toen wij aankwamen zagen we hoe
de bemanning naar buiten kwam en door de soldaten
onder schot gehouden werd. Gelukkig werd er niet
geschoten. De bemanning marcheerde met de handen
op het hoofd af naar de Duitse vrachtwagen, die
hen afvoerde naar een kamp voor krijgsgevangenen,
neem ik aan. Hopelijk hebben ze het halve jaar
dat de oorlog nog zou duren overleefd. Hoe het
met de staartschutter afgelopen is weet ik niet.
De staart was afgebroken en lag enige tientallen
meters bij de kist vandaan. Misschien is hij
eruit geslingerd of in het beste geval eruit
gesprongen. Als je weet dat deze mannen, die de
mitrailleur in de staart bedienden voor de start
met een lange ladder naar hun plaats klommen,
waarna een ander vanaf de buitenkant de deur
sloot, wordt het duidelijk dat in geval van nood
er voor hem weinig kans op overleven te
verwachten was. De andere bemanningsleden konden
zich soms nog met hun parachute redden. De
staartschutter niet. Hij moest maar afwachten of
hij er weer heelhuids bij terugkomst uitgehaald
zou worden. Zelf kon hij daar niets aan doen.
Natuurlijk gingen we de dagen daarna kijken hoe
het vliegtuig erbij lag. Tot onze vreugde waren
de soldaten verdwenen, de wapens eruit gehaald en
lag het toestel in het gras alsof het voor
kinderen in een speeltuin bedoeld was. Wij waren
kinderen, speelden graag en zeker met iets wat
ons uitdaagde en zeker niet alledaags genoemd kon
worden. We zaten dan ook snel in de stoelen van
de piloten, twee naast elkaar, ieder met een
stuur in de handen, waar aan de bovenkant een
stuk aan ontbrak. Als je er aan draaide zag je
links en rechts de rolroeren van de vleugels aan
de ene kant omhoog gaan en aan de andere kant
naar beneden, bedoeld om het vliegtuig in zijn
vlucht tijdens het draaien van een bocht schuin
in de lucht te laten hangen.
Toen onze nieuwsgierigheid door de eerste fase
van extase heen was, gingen we op nader onderzoek
uit. We ontdekten de bommenrekken, die gelukkig
leeg waren en de enorme lengte van de romp waarin
je over een smalle plank van voor naar achter kon
lopen. We vonden een klein hokje waar
waarschijnlijk de navigatie bijgehouden werd en
de plaats waar de radioman zijn hutje had. Voor
ons bleek de cockpit het meest interessant. Er
zaten veel metertjes in het dashboard, die ons
smeekten eruit gesloopt te worden. Dat we zoiets
met vreugde deden spreekt vanzelf. Ik had er
één waarop stond 'oxygen'. wat me nu lijkt te
wijzen op zuurstof, toen was het alleen een
aandenken.
Ik weet nog dat we er verschillende keren geweest
zijn en en dat er steeds minder van het
vliegtuiginterieur overbleef. Op een van de
slopers, voor ons een onbekende, waren we
allemaal stinkend jaloers, omdat hij achter een
plankje naast de plaats waar een boordschutter
zijn plichten had gedaan een paar grote repen
chocolade had gevonden. We kenden de delicatesse
alleen nog uit de reclame advertenties in
vergeelde kranten die we nog wel eens uit een
verloren hoekje terug vonden. |
|
 |
Middelbare school
en hongerwinter
Midden
in de tijd, die de geschiedenis in zou gaan als
de hongerwinter 1944-'45, werd ik op 3 januari l5
jaar. Ik zat inmiddels op de MULO (meer
uitgebreid lager onderwijs), een school voor
kinderen uit arbeidersgezinnen, waarvan men het
vermoeden had dat ze net wat meer zouden kunnen
presteren op school dan de jongens van de LTS, de
Lagere Technische School. Pa vertelde me dat de
meester zei dat de MULO beter voor me zou zijn
dan de LTS, die vader tijdens het gesprek te
berde had gebracht. Geen wonder natuurlijk. De
enige vervolgopleiding die hij kende was de
ambachtsschool.
Ik reisde dagelijks met de bus, waar een soort
caravan vol gas achter hing, van Julianadorp naar
Den Helder. Soms ook hing er een sputterende
houtgasgenerator aan, waarop de motor onder luide
protesten af en toe leek te mopperen. Soms
weigerde hij verder te gaan, net als een dwars
paard dat zijn koetsier tot wanhoop kan brengen.
Er was dan wat technische handigheid nodig om de
stinkende vergasser op andere gedachten te
brengen. Toch maakten we alle dagen de trip van
negen kilometer naar school en weer terug naar
huis.
Huiswerk maken vond ik een uitvinding van het
jaar nul. Ik had het druk met veel zaken die ik
belangrijker achtte en waagde me weinig of nooit
aan de opdrachten die de school ons voor thuis
meegaf. Niemand die me wat dat betreft
controleerde. Vader en moeder hadden wel andere
dingen aan hun hoofd dan de schoolzaken van hun
zoon.
De jaren verliepen voor ons kinderen snel, voor
onze ouders duurde de oorlog lang. Het waren
zware tijden met lange en strenge winters. De
voedselvoorziening liep volkomen vast, maar op
het dorp kon iedereen het hoofd wel boven water
houden . Het fenomeen hongertochten deed in de
winter van 1944-'45 zijn intrede. Mensen uit de
grote steden, waar werkelijk niets meer te eten
was. trokken met hun schamele have het platteland
op. Ze liepen naast oude fietsen zonder banden,
achter kinderwagens of andere karretjes om
eventueel op de kop getikte voedsel mee te nemen.
Veel viel er niet meer ze halen, want ook voor
boeren was er een uiterste grens aan het
medelijden en de goedwillendheid. Daar kwam nog
bij dat het ten strengste verboden was ook maar
iets particulier te verkopen. Alles was tot in de
puntjes bureaucratisch geregeld. Er waren ook lui
die tegen woekerprijzen of in ruil voor sierraden
nog wel iets wilden verhandelen. En zelfs als het
de stakkers gelukt was iets te kopen om mee naar
huis te nemen, was de kans levensgroot dat ze
onderweg door Duitse soldaten geplunderd of
bestolen werden. Er kwamen mensen door uitputting
en koude op deze tochten om. Het zou echter nog
tot 5 mei 1945 duren voor de vrijheid echt
aanbrak. Al deze ellende vond haar oorsprong in
de mislukte luchtlandingen op de Ginkelse heide
op 17 september 1944. |
|
 |
De Laatste
oorlogsjaren
Varen op tankval
Water trekt kinderen altijd en het brede kanaal,
dat de Duitsers om de eventuele geallieerde
invasietroepen een halt toe te roepen door hun
arbeidslaven hadden laten aanleggen, bood ons
jeugd vele geneugten. Je kon erin vissen, leren
zwemmen en erop varen. Ik leerde erin zwemmen,
maar niemand vertelde me hoe je dat nu precies
moest doen. Het gevolg was dat ik voor het leven
een verkeerde zwemslag aanleerde, waar ik nu nog
de wrange vruchten van pluk. Ik word altijd
doodmoe van zwemmen en kom dan ook nooit ver.
Over de tankval liep een brug die met de
onderkant in het water rustte. De breedte zal wel
ongeveer vijf meter geweest zijn. Wie mee wilde
tellen moest in staat zijn onder die brug door te
zwemmen. Halverwege kon je niet even ademhalen
want er was geen lucht onder de brug. We slaagden
allen voor de brugproef, die ons status gaf. Ik
zei wel dat we op de tankval konden varen, maar
dan moest je wel een boot hebben. Kopen was
uitgesloten, meenemen ging ook al niet, want
niemand wist waar er één op een andere eigenaar
lag te wachten. Denk er nog even aan dat het
oorlog was en het verschil tussen mijn en dijn al
vier jaar aan sterke erosie onderhevig was
geweest. Ook bij ons jonge knulletjes.
Het moet Gerard, ondernemend als altijd, geweest
zijn die voorstelde er zelf een te bouwen.
De lijst van benodigde spullen was snel gemaakt.
Er moest hout komen,er waren spijkers nodig en
zonder gereedschap kon je niets doen. Het hout en
de spijkers vonden we bij de bunkerbouwers, wier
betonnen kolossen tot op de dag van vandaag het
landschap nog steeds ontsieren .Een hamer, een
zaag en een nijptang namen we wel van huis mee,
maar touw en de pek om naden mee te breeuwen
gaven grotere problemen. Het touw vonden we met
Jan Jongejan op de boerderij van z'n vader. Het
was weliswaar papiertouw, maar wel bruikbaar en
de pek troffen we aan tussen de betonnen platen
van het rijwielpad langs het
Noord-Hollandskanaal. Die pek diende om de
uitzetting van de betonplaten als ze in de zomer
te heet worden genoeg ruimte te geven, zodat ze
niet stuk zouden springen. Eigenlijk diende de
teer om de ruimte tussen de platen op te vullen,
zodat je niet het gevoel kreeg te rijden op een
fiets met vierkante wielen. We smolten het teer,
doopten het papiertouw erin en persten het met
schroevendraaier en hamer in de openingen tussen
de planken. Er ontstond op die manier een
waterdicht geheel dat, volledig aan onze
verwachtingen voldeed. We voeren ermee op het
kanaal om palinglijntjes uit te zetten. Zo'n
lijntje bestond uit een stuk dun touw van een
meter of tien, waaraan korte zijstukjes met een
haakje bevestigd waren. Aan het haakje regen we
een worm en lieten daarna het met lood verzwaard
touw zakken. Aan de wal werd het bevestigd aan
een stokje en de volgende morgen haalden we de
vangst binnen. Meestal zaten er echt enige
palingen aan. Met de boot staken we ook de vele
vaarten van het dorp over en genoten met volle
teugen van het varen in ons zelfgebouwd vaartuig,
maar de vijand lag op de loer.
Op een kwade dag stonden twee Duitse soldaten bij
ons voor de deur en vertelden dat het verboden
was in das Spergebiet zu fahren en
dat de boot in beslag genomen werd. Dat was wel
even slikken, vooral toen we ontdekten dat de
heren met onze boot het kanaal, de tankval,
overstaken om een eind omlopen te vermijden. We
vonden dat niet eerlijk", maar wij konden de
concurrentie met het Dritte Reich
niet aan en waren onze boot kwijt.
Leren omgaan met
gevaarlijk "speelgoed"
Er
waren echter ook Duitse soldaten waarmee we
gemoedelijk konden praten en die ons graag
uitlegden hoe een handgranaat werkte en welke
handelingen je moest verrichten om hem tot
ontploffing te brengen. Een jaartje later toen ze
vertrokken waren naar Duitsland konden we deze
kennis van handgranaten goed gebruiken om vissen
in de tankval op te blazen; ze kwamen na een
explosie onder water boven drijven, waarna we ze
gemakkelijk mee naar huis konden nemen. |
Operatie Market
Garden 17 tot 20 september 1944
Operatie
Market Garden had de laatste grote actie in
Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog moeten
worden. Market stond voor de luchtlandingen en
Garden voor de gecoördineerde strijd op de
grond. De oorlog zou door het welslagen tegen de
kerstdagen van 1944 afgelopen zijn. Zondagmorgen
17 september om 9.45 uur ging een onvoorspelbaar
grote luchtvloot van 1100
troepen-transportvliegtuigen die gliders trokken
vanaf Engelse vliegvelden de lucht in. Die
gliders waren grote zweefvliegtuigen die door
motorvliegtuigen getrokken werden. Ze waren
beladen met soldaten en licht oorlogsmateriaal.
De opdracht was de bruggen over de Maas,de Rijn
en de Waal te veroveren, waarna versterking uit
de richting van Eindhoven de dan geschapen
situatie zou stabiliseren. Voor de opmars van de
gevechtseenheid die deze corridor van honderd
kilometer moest forceren waren twee dagen
gereserveerd, omdat de Duitsers geen tijd gegund
werd zich te hergroeperen als ze van de schrik
bekomen zouden zijn. Deze korte tijd hield een
groot risico in, maar men besloot dit op de koop
toe te nemen
Helaas bleken twee dagen, door de felle Duitse
tegenaanvallen, veel te weinig en bleef er voor
de gearriveerde luchtlandingeenheid niets anders
over dan het vege lijf te redden. Als alles
verlopen was, zoals men zich dat aan geallieerde
zijde had voorgesteld zou men hebben kunnen
doorstoten naar het Ruhrgebied en vervolgens naar
Berlijn. Het liep helaas anders.
Meer dan 10.000 parachutisten en soldaten
sneuvelden de eerste dag; de bruggen werden soms
veroverd maar moesten na tegenaanvallen vaak weer
aan de Duitsers overgegeven worden. Er lag een
grote pantsereenheid op de Veluwe die de licht
bewapende luchtlandingsbrigades gemakkelijk kon
uitschakelen. Hoe dat allemaal zo kon lopen ,
terwijl Montgommery ervoor gewaarschuwd was,kun
je nalezen op internet onder operatie operatie
Market Garden. |
|
|

Waarschuwing
voor Spergebied |

Een
(vervalst) kaartje voor toegang
tot het spergebied bij Julianadorp |
|
|
 |
Julianadorp werd
spergebied
Julianadorp
werd afgesloten van de buitenwereld, het werd
spergebied, dat mede werd veroorzaakt door het
mislukken van de opratie Market Garden op de
Ginkelse hei, waar de luchtlandingen
plaatsvonden. Men spreekt ook wel van de slag om
Arnhem. Door allerlei tegenslagen gelukte dit
plan niet en was de oorlog met de kerstdagen van
1944 dus niet afgelopen. De strenge winter die
erop volgde had tot gevolg dat de strijd er een
nog grimmiger karakter door kreeg. In de grote
steden in het westen van het land stierven nog
honderden mensen van de honger, omdat voor velen
de hulp in mei 1945 helaas te laat kwam. Dit
drama is de geschiedenis ingegaan als de
hongerwinter 1944-1945.
Buiten het
spergebied, in de val
Toen de
vesting bij Julianadorp op slot ging en wij
buiten de stelling stonden op zondag- middag 17
september 1944 zal het wel net zo zijn gegaan als
op andere minder gedenk- waardige zondagmiddagen
dat we als vriendjes, Gerard, Jan en ik elkaar
opzochten en we op het idee kwamen buiten de
stelling te gaan kijken naar de, volgens verhalen
in het dorp, grote veranderingen bij de Rijksweg
dicht bij buiten Julianadorp.
Toen we daar aankwamen ontdekten we dat er
slagbomen waren geplaatst, die de weg konden
versperren met daarbij stellages van boomstammen
en prikkeldraad die op de weg geplaatst konden
worden. Ook zagen we betonnen putjes in het
wegdek en een grote
hoop grind aan de kant van de weg. Er stonden ook
meer soldaten op wacht dan we gewend waren. Toen
we doorliepen en ons even voorbij de nieuwe
veranderingen, net buiten de stelling bevonden
zoals men dat noemde, klonken er bevelen in het
Duits.
In allerijl werden de slagbomen neer gelaten. De
in het wegdek verstopte vierkante betonnen putjes
werden van mijnen voorzien en daarna met grind
bedekt. De eventueel aanstormende vijand zou van
een koude kermis thuiskomen.
Waar deze afwijkingen van het normale dagelijks
patroon haar oorzaak in vonden, wisten we op dat
moment natuurlijk nog niet. Later werd naar
aanleiding van geruchten en via de verboden
Engelse zender bekend, dat in de buurt van Arnhem
de luchtlandingtroepen met parachutes en gliders,
grote zweefvliegtuigen die door bommenwerpers
getrokken werden, op de Ginkelse heide geland
waren. Wat we wel heel zeker wisten,was dat we
niet meer naar huis terug konden. Julianadorp was
hermetisch van de buitenwereld afgesloten en wij
konden er niet meer in.
Goede raad was duur. De provincie Noord-Holland
loopt in de richting van den Helder spits toe.
Julianadorp, waar wij woonden, ligt ongeveer
zeven kilometer ten zuiden van Den Helder. Een
500 meter ten zuiden van ons dorp liep vanaf de
duinen tot het Noord-Hollands kanaal de tankval.
Ik denk dat de totale lengte ervan ongeveer zes
kilometer geweest zal zijn. Na de oorlog is die
gedempt en zijn alle oorlogsstaketsels verwijderd
met uitzondering van een enkele bunkers, die je
nog als horizonvervuiler aantreft. Een aantal
exemplaren staan nu nog steeds als een
herinnering aan de bezetting vlakbij het centrum
van Julianadorp.
Wij bevonden ons aan de verkeerde kant van de
linie en moesten maar zien hoe we weer thuis
kwamen. Wie het bedacht weet ik niet meer, maar
één van ons zei: We lopen twee kilometer
in zuidelijke richting tot de Scheidingsvliet,
slaan dan links af naar het Noord-
Hollandskanaal, daar zwemmen we naar de
overkant". "Dan loop je aan de andere
kant in je
nakie en met die natte kleren houd je het geen
hele middag vol", wist een ander in te
brengen". "Nee joh we binden de kleren
op ons hoofd dan blijven ze droog", was het
antwoord. Derhalve besloten we zoals voorgesteld
het kanaal over te zwemmen.
Toen we aan de andere kant van het kanaal
aankwamen,kleedden we ons weer aan en vervolgden
onze voettocht aan de kant van Breezand, naar het
noorden. Na ongeveer drie kilometer herhaalden we
de zwemtruc en bevonden we ons weer op bekend
terrein. Nog een drie kwartier lopen en we waren
weer thuis.
Later besef je dat ook dit een gevaarlijke tocht
was. Een gealarmeerd leger houdt er korte
instructies op na en mensen die zwemmend het
spergebied in proberen te komen zijn geen
verdachten maar partizanen. Gelukkig heeft
niemand ons gezien anders was de kans
groot dat ik op dit moment hier niet zat te typen
. |
|
|

Nog een deel
van de tankval en een bunker bij de
Schoolweg |
|
|
 |
.
Winter 1944-1945
bleek voorbode van de bevrijding
De
winter van 1944-1945 was een zeer strenge winter.
Het leven verliep zoals voorgaande jaren, maar
het werd wel moeilijker. De Duitsers waren feller
op overtredingen en sneller geneigd om tot
arrestatie over te gaan. Stel je voor dat je
zomaar opgepakt kunt worden en dat niemand komt
vertellen wat er gebeurd is. Op die manier
verdwenen mensen spoorloos en werden nooit meer
teruggevonden. In januari was ik vijftien jaar
geworden en dus nog maar een jaar verwijderd van
de leeftijd waarin je geacht werd het :
Groot Duitse Rijk" te dienen .Je moest
dan als dwangarbeider naar Duitsland. Om te
ontkomen aan deze verplichting kon je alleen
onderduiken, waarbij je de kans liep tijdens
razzia's, klopjachten van de Duitsers, opgepakt
te worden en linea recta naar Duitsland te worden
afgevoerd. Je kon overal te werk gesteld worden,
want door de oorlog bevonden miljoenen Duitse
jongemannen zich aan de fronten, of waren reeds
gesneuveld. Het vooruitzicht was niet
rooskleurig, maar gelukkig kwamen de Amerikanen
en Canadezen in mei 1945 in het noorden en westen
van Nederland aan.
We werden bevrijd. Het gonsde van geruchten: de
Geallieerden zijn er al en dan volgde een
plaatsnaam. Nog geen uur later hoorde je van een
ander die het echt met eigen oren vernomen had,
ze zijn al bij... en dan werd de volgende
plaatsnaam genoemd, soms zelfs verder weg dan die
van de eerder genoemde plaatsnaam. Nee,
betrouwbare berichtgeving was er niet.
Dat er verandering in de lucht zat kon ieder die
de bezetters observeerde zelf wel zien. Het
gedrag van de Duitsers was nerveus en het was
geraden een goed eind uit hun buurt te blijven.
Een kat in het nauw maakt soms rare sprongen,
zegt het spreekwoord.
Al eerder, op 4 september 1944, was er ook zo'n
stroom van geruchten op gang gekomen. Later
bekend als Dolle Dinsdag. De geallieerden hadden
in Noord-Frankrijk en België snelle vorderingen
gemaakt en zelfs Antwerpen veroverd. De Duitsers
raakten in paniek, verbrandden op veel plaatsen
al hun administratie en een groot aantal sloeg op
de vlucht. Helaas konden de bevrijders niet
verder doorstoten, omdat operatie Market Garden
mislukt was. De hongerwinter van 1944 - 1945
volgde.
Wat op laag niveau gevoeld werd, speelde
natuurlijk ook op hoog militair niveau een rol.
De bezetter besloot nog even op de valreep de
Wieringermeerpolder onder water te zetten. Op 17
april 1945 bliezen ze op twee plaatsen de dijk op
en binnen twee etmalen stond de polder er weer
bij alsof het water nooit weg gepompt was. Het
gevolg was een evacuatie van de bewoners met alle
have en goed. Deels op boerenkarren, deels per
boot zagen ze kans de polder te verlaten. Alle
gewassen en gebouwen gingen verloren en het zou
tot 11 december I945 duren voor het nieuwe land
weer op bewerking wachtte. Het diende geen enkel
militair doel meer, maar op last van één of
andere gek aan de top,lieten ze toch nog even hun
tanden zien. Een ondergedoken boer, een buurman,
op wie al tijden jacht gemaakt werd, kwam net
zoals zijn vijanden vermoedden even naar huis om
zijn gezin te helpen met de evacuatie. Ter plekke
werd de man neergeschoten. Mam heeft deze ellende
zelf als meisje van elf jaar meegemaakt. Ze
woonde tijdens de oorlog bij de familie Dieleman
op de boerderij in de Wieringermeerpolder.
Ook in Amsterdam liep de situatie uit de hand,
want na de overgave die in hotel De Wereld in
Wageningen werd getekend, schoten een maand later
fanatieke Duitse SS-ers die de
val van het Derde Rijk niet konden verwerken nog
vele feestvierende Amsterdammers op de Dam dood.
|
|
 |

Bevrijders op
de Rijksweg op weg naar Julianadorp |
|
Acht mei 1945,
plotseling waren de bevrijders er
In
Julianadorp veranderde de situatie zonder slag of
sloot. Onverwachts stonden op een weiland vlak
bij ons huis vele vrachtautos en tentjes
van Canadezen, terwijl langs de wegen honderden
Duitse soldaten ontwapend naar Den Helder
marcheerden. In vergelijking met het stramme
lopen dat we van hen gewend waren kon hun
voortbewegen nu beter getypeerd worden met
sukkelen. Alle glorie van het toenmalige
Herrenvolk was plotsklaps verdwenen. De wereld
was voor velen van hen definitief ingestort.
Zeker niet voor allen, want er waren genoeg
Duitsers die de ontwikkeling van her nazi-regime
met angst en beven gedurende vijftien jaar
gevolgd hadden. Ze zaten in het schuitje en
moesten meevaren of anders verzuipen. Wat zonden
we zelf gedaan hebben? Mijn eigen vader werkte
voor de Wehrmacht, hij moest. Gesteld dat hij
geweigerd had, wie zou dan voor zijn gezin
gezorgd hebben? En waar hadden ze hem dan te werk
gesteld? Waarschijnlijk in Duitsland. Er moest
voor zijn gezin brood op de plank zijn.
Mensen, die in l940 tijdens de crisistijd de
Duitsers zagen binnenvallen, draaiden vaak als
een blad aan een boom om toen ze na enkele
maanden ontdekten dat ze weer aan het werk konden
en er eindelijk weer geld verdiend kon worden.
Tijdens een vakantie in Limburg vertelde een oude
aardbeienteler me deze reactie na de bezetting
van ons land. Hij zelf was ook enthousiaste
geweest, toen in 1940 zijn oosterburen
binnenvielen. Pas twee jaar later kwam het ware
gezicht van het nationaal socialisme voor de dag.
Toen was het te laat, want elke tegenactie werd
met geweld de kop ingedrukt.
Natuurlijk waren er mensen die veel eerder
begrepen wat de drijfveren van de nazi's waren.
Ze reageerden met stil verzet, met overvallen en
radio uitzendingen. Ik kan me nog goed herin-
neren hoe uit de luidspreker een stem sprak:
Jaag ze eruit neem de flitspuit, het
enige middel destijds om ongedierte te verdelgen.
Lang hielden deze verzetslieden het niet vol. Ook
de in het geheim uitgegeven krantjes sneuvelden
stuk voor stuk . Trouw bleef het volhouden, dank
zij mensen als Gezina van der Molen die in maart
2007 overleed. Dankzij haar en anderen valt heden
ten dage nog steeds bij mij de krant met dezelfde
naam door de brievenbus. Ik vertel dit nu even
laconiek. maar realiseer me tegelijkertijd dat
deze moed vele Nederlanders in de oorlog het
leven heeft gekost. Op een ongelukkig moment werd
een aantal medewerkers van dit illegale blad
opgepakt en werd door de Duitsers bekendgemaakt
dat ze losgelaten zouden worden als de rest van
de groep zou stoppen. Ze besloten door te gaan.
Het kostte vele jonge mensen het leven en je mag
je afvragen of dit de juiste beslissing van de
verzetsmensen is geweest.
|
|
 |

Canadese
soldaten bij de keuken die voor
hun was opgesteld in de
Parkstraat
Kinderen kregen daar vaak ook
lekkernijen toegestopt |
|
|
Het eerste contact
met de bevrijders
Toen
na dagen de geruchten evolueerden tot concrete
feiten,zoals het halsoverkop vertrekken van hele
legerafdelingen en het feit dat er geen Duitser
meer te bekennen viel, haalde ik de verstopte
driekleur onder de rommel in een oude koffer op
zolder vandaan en bevestigde het teken van onze
vrijheid aan een stok, klauterde tegen de pannen
omhoog en hangend over de rand van het dak
spijkerde ik de vlag tegen de daklijst, want we
waren vrij en een nieuw leven wachtte ons!
De Canadezen oefenden een grote
aantrekkingskracht op mijn vrienden en mij uit.
Ze verwelkomden ons vriendelijk en probeerden
typisch Nederlandse souvenirs te verzamelen. Al
heel gauw kenden we het werkwoord "to
exchange". Ze gaven voor wat wij eenvoudige
prullaria vonden, doosjes sigaretten of een plak
chocolade; zaken die we vijf jaar niet gezien,
laat staan geproefd hadden. We ruilden alles wat
we konden missen. De sigaretten waren voor pa,
wij jongens vonden daar niets aan, maar de
chocolade ging er met veel plezier in.
Tussen de vele soldaten ontmoetten wij Bellinger
en zijn kameraad. Ze kwamen uit Vancouver
vertelden ze. Ze stonden wat los van de groep op
het weiland, sliepen in shelters, terwijl de
anderen in de achterbak van vrachtwagens huisden.
Al spoedig haalden ze een Canadese krant te
voorschijn, wezen plaatjes aan en spraken het
woord dat de betekenis weergaf in het Engels uit.
We begrepen al gauw dat " a car een
auto was en een fiets "a bike". We
leerden in korte tijd zoveel Engels dat we
enigszins met hen konden communiceren.
Op het weiland, het kampement van de groep waren
wij niet de enige belangstellenden. Vele meiden
iets ouder dan wij, kwamen ook graag op bezoek
wat op geen enkel bezwaar stuitte. Er heerste een
feestelijke stemming en zo merkten we later; de
dames bleven er ook slapen. Opmerkzaam als we
waren, vonden we daarna dunne gummi zakjes die
altijd glibberig aanvoelden. Je kon er mooie
ballonnen van maken, maar dan moest je ze eerst
wel even schoonmaken in het water van de tankval.
Daarna bliezen we ze op. Pas later begonnen we te
begrijpen waartoe deze, ons onbekende attributen
dienden, de naam ervan drong pas vele weken later
tot ons door. De soldaten van het
bevrijdingsleger waren blijkbaar gezonde kerels,
want geen van ons heeft er ooit enige besmetting
van opgelopen. Later legden we gemakkelijk het
verband tussen de condooms en de meiden.
Bellinger betitelde de dames in het kamp met het
ons eerst nog onbekende "bad women".
Ongeveer tegelijkertijd ontdekte Gerard in een
verlaten bunker van de Duitsers achter een los
zittend wandbeschot een pakje nieuwe zaadvangers.
De daarop afgedrukte Duitse tekst hield ons een
tijdje intensief bezig en toen we de betekenis
ervan doorgrondden werd de cirkel gesloten.
Vijftien jaar oud en toen pas begon deze kant van
het leven tot ons door te dringen. |
Rijles in een leger
Jeep
Op een
keer dat ik met Bellinger alleen zat te praten
vroeg hij:Hoe oud ben
je.Vijftien", zei ik. "Dan
wordt het tijd dat je autorijden leert, want in
Canada mag je met zestien jaar je rijbewijs
halen. Leuker dan de vraag en de mededeling
was dat hij vervolgde met: Morgen krijg je
de eerste les".
Opgetogen bazuinde ik dat uit tegen ieder die het
horen wilde. Louis, die vaak uit Den Helder bij
ons kwam kijken, zag er ook wel iets in en
arriveerde op het weiland waar de eerste les
gegeven zou worden. Ook Gerard was op de
geruchten afgekomen en met z'n drieën vormden we
het hoogst geïnteresseerde klasje om docent
Bellinger. Hij legde uit waar het gaspedaal zat,
wat de voetrem was en waartoe de debrayatie, of
het koppelingspedaal diende. Nu waren we hoogst
gemotiveerde leerlingen, maar de uitleg ging toch
iets te snel of het taalprobleem speelde ons
parten.
Hoe dan ook, de gevolgen van de miscommunicatie
lieten niet lang op zich wachten. We laten maar
in het midden wat de werkelijke oorzaak van de
komende mislukking was, maar dat er iets mis zou
lopen werd even later snel duidelijk.
"Who first?. vroeg
Bellinger."I, riep Louis. Hij stapte
in, gaf gas en reed met een allure alsof hij
nooit anders gedaan had over het hobbelige
grasveld. Het jeepje, z`n naam dankend aan de
afkorting for general purpose, afgekort gp en
verbasterd tot jeep, dartelde als een lammetje in
het voorjaar over het groene meigras. Tot zover
is het nog een succesverhaal. Toen Louis van zijn
eerste rijtochtje weer bij het vertrekpunt
terugkeerde en vlak voor de drie shelters, waarin
Bellinger, zijn vriend en een andere soldaat
sliepen, wilde stoppen zag hij de debrayatie aan
voor de voetrem. De wagen schoot door en hobbelde
over twee tentjes om voor het derde tot stilstand
te komen.
Geschrokken stoven we allen een kant op en keken
beteuterd naar de aangerichte ravage. Wat een
geluk dat geen van de soldaten in hun sheltertje
lag te rusten of te slapen. De twee stalen dozen,
waarin ze hun privé spullen bewaarden, waren
aardig plat na het avontuur en een mens had het
er zeker niet beter van afgebracht. Hoe het
verder allemaal geregeld is weet ik niet meer,
wel dat de autorijlessen op deze vrij weinig
didactische manier voor eens en altijd verloren
waren gegaan. Later mocht ik nog wel eens
meerijden en kreeg dan de opdracht de wagen in
zijn één te zetten en vervolgens naar the
second, the third and the fourth door
te schakelen. Enig rijbenul hield ik aan deze
gemiste kans in ieder geval nog over. |
Hulp aan de
bevrijder
Tijdens
een bezoek aan de bevrijders vroeg één van de
Canadezen of ik niet iemand in het dorp wist, die
z'n splinternieuwe strepen op de mouwen van zijn
battle dress kon naaien. Het bewijs
van zijn bevordering werkte statusverhogend en
kwam hem blijkbaar goed van pas. Enthousiast
vertelde ik het verhaal aan vader, die zich
direct als kleermaker aanbood.
Nog geen uur later had ik de boodschap
doorgegeven aan de nieuwbakken sergeant en niet
veel later verscheen hij met z`n uitmonstering
bij ons aan de deur. Vader nam alles aan en
beloofde zo snel mogelijk het klusje te klaren.
Ook hier vormde de taal een moeilijk te nemen
bastion. De sergeant wilde dat de opdracht tegen
de avond klaar zou zijn, maar het woord
evening bracht bij moeder de fantasie
op gang." Begrijp je het nu nog niet man,
richtte ze zich tot vader, hij moet vanavond met
Evelien uit en dan wil hij het goudhaantje
spelen. Vanavond moet het klaar zijn"
Oh.",sprak pa ." geen enkel probleem
vanavond kun je de jas weer meenemen." Het
leverde mijn handige vader de zo lang gemiste
sigaretten op.
Naaien was voor pa geen enkel probleem. Zijn
broer was kleermaker geworden en woonde in
Apeldoorn. Vader zat nogal eens kleren voor
zichzelf te versnellen en uit een oude jas
toverde hij een prachtig jasje en broek voor mij.
Hoe hij het geleerd had, niemand kon her zeggen
en als je het hemzelf vroeg zei hij: " Ach
dat kwam vanzelf". Vaders uit de nood
geboren naaikunst leverde soms leuke situaties
op. In de maatschappij van die dagen gold:
vrouwen zorgen voor het huishouden en mannen
brengen het geld binnen. Onder de taakverdeling
in huis viel naaien onder de vrouwelijke
werkzaamheden. Als er gebeld werd en vader achter
de naaimachine zat, nam moeder snel zijn zijn
plaats in en ging hij de deur openen . Als de
gasten moeder dan achter de machine aantroffen,
maakten ze hun verontschuldigingen. Je begrijpt
dat ze, veel te blij dat er bezoek kwam, met
opgewektheid
de schroom van de bezoekers wegwuifde. |
Canadese arts en
penicilline
Mijn
vinger zweerde al maanden, zelfs de huisarts zag
geen kans hem te genezen. Het was natuurlijk een
gevolg van een tekort aan bepaalde
voedingsstoffen die we tijdens de oorlog moesten
ontberen. Blijkbaar had moeder gehoord dat de
dokter van de Canadezen tot grote dingen in staat
was. Voor ik begreep wat ze in haar schild
voerde, nam ze me bij de hand en voegde me toe:
" We gaan even met je vinger naar de
dokter". Wie schetst mijn verbazing toen ik
nog geen drie minuten later voor de militaire
arts stond. Laat zien ", haastte
moeder.
Veel woorden waren niet nodig. De arts haalde een
klein doosje poeders te voorschijn en legde uit
dat ik een paar keer per dag een nieuw gaasje met
dat poeder moest aanbrengen. Ook de gaasjes
leverde hij erbij. Dankbaar voor zoveel goedheid
kwamen we thuis. Ik ben benieuwd of hij er
meer verstand van heeft," eindigde moeder de
seance.
Lang hoefden we niet op resultaat te wachten. De
rode ontstekingskleur verdween snel en na een
weekje was er alleen nog een littekentje ze zien.
Niet meerdere kennis zorgde voor dit
wonderbaarlijke effect, maar de penicilline die
kort daarvoor door Flemming was ontdekt en in
laboratorium verder was ontwikkeld. |
|
 |
Gevaren van de vrede
Nu
de Duitsers verdwenen waren, begon de
wederopbouw. Eerst moest al het oorlogstuig in
veiligheid gebracht worden, opdat niet iedereen
met wapens over straat zou kunnen gaan lopen. De
mensen die daar voor ingezet werden, waren van de
Binnenlands Strijdkrachten. Vaak waren het lieden
die in het verzet gezeten hadden en nu
ordebewaarders werden.
In Julianadorp werden pantservuisten om tanks op
te blazen, mitrailleurmunitie en handgranaten en
meer van dat levensgevaarlijke spul op een groot
weiland bij elkaar gebracht. Wij zwierven tussen
al die explosieven door, zonder eraan te komen.
We kenden de gevaren. Eén keer hebben we een
paar handgranaten in de tankval uitgeprobeerd.
Eén grote uitzondering verleidde ons tot
onverantwoordelijke experimenten: de lichtkogels.
Ze oefenden een niet te verklaren
aantrekkingkracht op ons uit. Ze waren er in vele
kleuren en tekenden in het duister van de avond
betoverende effecten tegen de donkere achtergrond
van het uitspansel.
Ik was zo gelukkig een passende revolver te
ontdekken, waarmee ik iedere avond mooie
taferelen de lucht in schoot. Helaas werd het bij
de politie bekend en stond er op een goede morgen
een agent aan de deur. Hij wilde de revolver
hebben. Tegenspraak leek me niet de juiste
tactiek en ik overhandigde hem het verboden
voorwerpt. Daarmee was de zaak gesloten. De
lichtkogels vonden echter zonder revolver ook hun
weg naar hoger sferen. Iemand uit de
vriendenkring deed een logische uitvinding. Hij
prikte met een priem een gaatje in de aluminium
huls, haalde uit andere hulzen kruit en legde
daarvan een straatje je naar het gaatje in de
huls. We staken het lijntje kruit aan, maakten
dat we wegkwamen,vielen in dekking en genoten van
het heldere een licht dat een lichtkogel aan een
parachute in de wijde omgeving verspreidde.
Atoombommen op
Japan maakten einde aan de Tweede Wereldoorlog
Ik
herinner me ook nog hoe de enthousiaste soldaten.
die ons bevrijd hadden, op 10 augustus 1945 uit
hun dak gingen. Er was bekend gemaakt dat Japan
gecapituleerd had.
Het zwaard van Damocles in de vorm van een strijd
tegen de Jappen, na de bevrijding van Europa hing
nog altijd boven hun hoofden. Plotseling keerden
de kansen in de oorlog ten gunste van de
geallieerden, toen de Enola Gay een "little
boy",de eerste atoombom, boven Hiroshima
liet vallen. Op 9 augustus volgde de wat grotere
"fatman op Nagasaki en werd de
capitulatie van Japan een feit.
De dreiging van een oorlog in de Pacific was
over, maar had daar wel 150.000 doden gekost plus
een 400.000 door straling besmette mensen,
waarvan honderdduizenden in de jaren daarna aan
stralingsziekten zouden bezwijken.
Op dat moment wisten we dat nog niet en we
juichten enthousiast mee. Als ik me nu realiseer
dat we op 8 mei bevrijd werden en op 10 augustus
de definitieve vrede een feit werd.
Weer teruggekeerd
naar ons huis in Den Helder
Na
ongeveer drie en een halve maand keerden we terug
naar Den Helder. De stad was nog lang niet
volledig bewoond. Bij Gerard in de buurt, het
Tuindorp, stonden nog veel huizen leeg. Ze
verkeerden in een deplorabele staat van volledige
verwaarlozing. De meeste kozijnen waren verdwenen
en niemand zou ze ooit terugvinden, omdat ze door
de schoorsteen gejaagd waren.
Weken later reden we nog eens naar Julianadorp om
een nieuwe voorraad lichtkogels op te halen. Om
ongezien met de belastende waar langs de B.S. (
Binnenlandse Strijdkrachten ) te komen,
verstopten we de gevaarlijke lading in
zandzakjes. Tussen het gras, dat we voor de
konijnen vervoerden, vielen de patronen niet
direct op.
Langs de weg naar huis onder de duinen, dat wil
zeggen op de weg die langs de duinen liep, werden
we aangehouden. Wat er in die zakken zat, wilden
de gehelmde dienaren der wet weten. Naar eer en
geweten dat nog niet nu sterk ontwikkeld bleek,
zei er één, de anderen stemden daarmee
mompelend in, konijnenvoer."
Laat maar eens zien vrienden of dat gras voor
jullie viervoetertjes niet wat taai is"
antwoordde de waarschijnlijk meest intelligente
van het steI. We openden de zakken en direct
vielen de glimmende huizen van de lichtkogels op.
"Leg die maar eens op een hoop heren, want
daar zullen jullie knaagdiertjes vast last van
krijgen denk ik". ging de man verder.
"Goed zo, dat gras lijkt me uitstekend voor
jullie beestjes, maar nog één opmerking: mocht
ik jullie nog een keer beladen met rijkseigen-
dommen aantreffen dan zullen we gedurende een
tijd van internering jullie uitleggen hoe het nu
in Nederland zit met het mijn en dijn". Het
was een les die indruk op ons
maakte en het was afgelopen met het schieten van
lichtkogels.
We moesten wennen aan de zo snel veranderde
normen. Tijdens de bezetting was het een daad van
vaderlandsliefde als je iets pikte van de
bezetter, nu was het een daad van sabotage en
stond er straf op, begrepen we.
Ondanks onze verstandelijke bekering, ging het
roven nog steeds door, zij het voorzichtig. Het
vroeg enige tijd voordat de sterkte van de wil de
zwakheid van het vlees had overwonnen. De was pas
nadat het juiste normatieve gedrag de overhand
kreeg en de maatschappelijke regels waren
geïnternationaliseerd. Dat moment brak aan nadat
we de zoeklichten in de duinen van hun, voor ons,
waardevolle onderdelen, zoals elektromotoren en
koolstaven hadden ontdaan. De koolstaven,
waartussen een constante vonk tijdens het gebruik
oversprong om het heldere licht te produceren,
gebruikten we om grote batterijen mee samen te
stellen. De motoren, die de bundel van het
zoeklicht verplaatsen, leverden we aan de smid
Korevaar in Julianadorp. Hij had er oprechte
belangstelling voor, want anders had hij ons er
niet om gevraagd. Je begrijpt dat zo'n aanzet
door een volwassen man voor ons betekende dat er
niet veel kwaad in stak. Een authentieke
legitimatie dus. We interpre- teerden deze vraag
maar al te graag op deze voor ons lucratieve
manier. We verdienden met de aflevering van een
motor enige guldens, die we best konden gebruiken
.
De loden doppen van de Gemeente, die over kranen
als bescherming ervan in straatputjes verborgen
zaten, leverden ons ook geld op. Toch begonnen we
te begrijpen dat dit geen pas meer gaf.
Het schuurtje naast het huisje van Gerards
ouders, een stenen bergplaatsje, stond ook op
instorten. Het leek ons een mooie plaats om de
verhalen die we van leeftijdgenoten gehoord
hadden hier eens aan een gedegen onderzoek te
onderwerpen. We zochten en vonden een stalen buis
van een tachtig centimeter lang. Vulden deze met
explosieven uit grote hulzen waar granaten op
gezeten hadden, sloegen de pijp dicht op een
klein gaatje na en legden een straatje kruit naar
die kleine opening. We staken het aan en maakten
dat we weg- kwamen. Het resultaat was
adembenemend. Er klonk een knal die we nog nooit
gehoord hadden. Het schuurtje schudde op zijn
fundamenten, maar stortte gelukkig niet in.
Toen we geschrokken en voorzichtig de plaats van
de explosie naderden, bleken de muren wel vele
scheuren te vertonen. Zo iets hadden we niet
verwacht. De schrik was dan ook groter dan de
vreugde. Het was ons laatste experiment met
oorlogsmateriaal. We beseften plotseling dat we
met zeer gevaarlijk experimenten bezig waren.
Alleen al het dichtslaan van de pijp had ons het
leven kunnen kosten als we maar één vonkje
hadden veroorzaakt.
Het leven krijgt
zijn normale gang weer
Dat
alle Nederlanden plotseling even arm of rijk
waren door maatregelen van de regering om de
financiën weer te normaliseren, maakte op ons
nog geen enkele indruk. Iedereen kreeg tien
gulden per maand geloof ik. Geld was iets waar we
nog geen verstand van hadden. Alleen de naam van
de minister naar wie die actie genoemd werd
Lieftinck, ken ik nog.
Nog steeds vormde het schoolleven niet het
middelpunt van mijn dagelijkse leven. De school
behoort wel een belangrijke zaak in het leven van
een vijftienjarige te zijn, voor mij was dat nog
niet zo. Tot mijn eigen verbazing besef ik dat er
heel andere dingen waren waar ik warm voor liep.
Knutselen, radio`s bouwen, later versterkers en
op de fiets de omgeving verkennen. De rapporten
op school verontrusten mijn ouders wel eens. Dit
opkomend golfje van gemakzucht verstoorde af en
toe de naoorlogse blijdschap om de verworven
vrijheid, maar liep geruisloos dood tegen de
oever van een verbeterend bestaan.
|
|
|
|
 |
..<<<
naar hoofdindex van de verhalen over WO II in Julianadorp
& de polder Het Koegras |