|
Tijdelijke
vlucht naar Callantsogervaart |
Al een paar
weken deden verhalen de ronde,
dat de bewoners van Julianadorp
het dorp zouden moeten verlaten.
Niemand wist waarom. Waar zouden
ze naar toe moeten? De soldaten,
die in de bunkers aan de
Landbouwstraat woonden,
waarschuwden de dorpers, dat het
beter was, dat zij zouden
vertrekken, want de oorlog kwam
gevaarlijk dichtbij. Julianadorp
zou in de vuurlinie komen te
liggen. Sommige mensen geloofde
er niks van. Toch vertrokken alle
mensen uit het dorp. Zo ook het
gezin De Jong, dat verhuisde naar
een boerderij aan de
Callantsogervaart, een kilometer
ten zuiden van Julianadorp. In de
boerderij leefde het gezin onder
sobere omstandigheden: het leek
wel kamperen. Govert moest in die
tijd zijn vader helpen bij het
schoon maken van sloten en
greppels voor een boer, die daar
dichtbij woonde. De boer was lid
van het bestuur van waterschap
Koegras en werkvolk was schaars,
zelfs bijna onmogelijk te vinden.
Daarom had hij een beroep gedaan
op de vluchtelingen. De
slootkanten moesten nodig gemaaid
en afgestoken en het vuil, dat de
drainagepijpen verstopte, moest
worden verwijderd. Het werk nam
een aantal dagen in beslag.
Moeder De Jong had inmiddels al
besloten weer terug te keren naar
het huis aan de Landbouwstraat.
Een paar dagen
later, laat in de avond, kwam
onverwacht bezoek. Het leek alsof
iemand tegen de achterdeur
schopte. Toen Govert ging kijken
trof hij de boer, waarvoor zij de
sloten en greppels hadden
schoongemaakt, in de deuropening
aan. Hij had een grote zak op
zn rug. Bram, die ook thuis
was, nam de zware zak over van de
boer. Het bleek een zak gevuld
met tarwe. De Jong en zijn vrouw,
die er ook bij waren gekomen,
vroegen de boer binnen te komen,
maar hij ging niet in op de
uitnodiging. Hij zei; Wel
De Jong, ik wilde je nog bedanken
voor al het werk, dat je voor mij
hebt gedaan en ik dacht dat je,
bij dat waardeloze geld, vast ook
wel brood nodig had.
Mevrouw de Jong verbaasde zich
over zijn bezoek en vroeg de
boer: hoe hij langs de
Duitse wacht op de brug over de
anti-tankgracht was gekomen en
hoe hij de vracht helemaal bij
hen had gekregen? Hij
antwoordde: Och, vrouw De
Jong, we hebben allemaal onze
geheimpjes. Maar ik moet weer
terug. Zoals u weet kan dit soort
geheimpjes het daglicht niet
verdragen. Hij glimlachte
toen de vrouw hem bedankte voor
zijn gift. Zij dacht dat de
hoeveelheid tarwe wel honderd
broden zou opleveren. Daarna
vertrok de boer weer. |
|
Te
werk gesteld in de duinen bij Huisduinen
najaar 1944 |
Opnieuw kwam
een brief van de Duitse Wehrmacht
voor Govert. Hij moest zich de
volgende dag om acht uur melden
in Den Helder. Toen hij daar
aankwam was er al een hele groep
mannen, allemaal in werkkleren,
benieuwd naar wat hun te wachten
stond. Een jonge knul, een
praatjesmaker, sprak luid toen
hij zei, Ze kunnen mij niks
doen, ik heb een halve bunder
bloembollen, die ik moet
onderhouden! Een man met
een armband, met de letters NSB,
reageerde direkt met: Als
ik jou was zou, ik mn mond
maar houden. Die Oberst is
helemaal niet geinteresseerd in
jouw bloembollen. Niemand
zei meer iets.
Govert moest zich melden. Achter
een tafel zat een Duitse officier
en naast hem stond een lange
soldaat, met zn handen op
de rug, die vriendelijk naar hem
lachte. Govert gaf de brief, die
hij had ontvangen, aan de
officier achter het bureau.
Ben jij, vroeg hij,
"Kovert Johannes de
Jong?" Ja...eh
Govert
keek naar de lange en die knikte.
Hij aarzelde even. Moest hij de
Oberst met Ja meneer
antwoorden of met ja meneer
Oberst of zoiets. Hij
herinnerde zich nog,
altijd met twee woorden
antwoorden, als een ouder iemand
je iets vroeg . De man keek
hem scherp aan en zei vragend,
Kovert? Toen boog de
lange zich naar de officier en
zei Herr Oberst,
Holl�ndisch f�r Godfried.
Ach so! Godfried !
Leeftijd: vijftien jaar, hmm. Ze
overlegden even, waarna Govert
een stuk papier kreeg, waarop
stond geschreven, dat hij zich de
volgende morgen om acht uur moest
melden bij het militaire terrein,
even voorbij caf� Duinoord.
Thuis deed Govert verslag bij
zijn moeder en vroeg haar waar
dat militaire terrein was.
De volgende morgen vroeg ging
hij, op zijn fiets met banden
gesneden van oude autobanden met
stukjes ijzerdraad aan de
vellingen gebonden, naar
Duinoord, gelegen in de duinen
aan de zuidkant van Den Helder,
even voorbij de boerderij van
Dirk de Graaf, waar hij in 1940
nog eens als melker had geholpen.
Hij liep een betegeld pad op tot
hij bij een gebouwtje kwam. Hij
zag daar niemand en liep door tot
hij een groep mannen zag staan.
Hij stalde zijn fiets tegen een
hek, voegde zich bij de mannen en
wachtte af wat er verder zou
gebeuren.Ze stonden dicht bij een
geweldig, hoog, metalen bouwwerk
met radarinstallatie, gebouwd op
de top van een duin. Het gevaarte
was van alle kanten op kilometers
afstand duidelijk zichtbaar.
Govert had zich dikwijls
afgevraagd waarom de kolossale
installatie nooit was
gebombardeerd. |
|
Deze
radarantenne stond in de Tweede
Wereldoorlog in de buurt van
Huisduinen |
|
Er woei een
stevige zuid-westen wind en de
nog laaghangende zon toverde de
hele omgeving om in een koud, met
zonlicht overspoeld verwoest
Hollands duinlandschap. Op
dezelfde plaats hadden zij,
Govert met Zus en Dirk, onder
toezicht van Bets, meer dan eens
bramen geplukt van de vele
braamstruiken die overal in de
duinen groeiden. Een luid
schreeuwende soldaat probeerde,
over het lawaai van wind en zee
en belaagd door stuifzand, de
mannen duidelijk te maken, dat ze
in een rij moesten gaan staan,
met het gezicht naar de zee. Om
het zand uit zijn ogen te houden
had de man een grote bril op. Er
verscheen nog een andere soldaat,
ook met een grote bril op. Hij
bleef voor de groep staan en
probeerde ook iets te zeggen.
Govert verstond er niets van. Hij
keek eens om zich heen en
ontwaarde een grote bunker
vlakbij. De wind blies het
stuifzand laag over de grond en
rond de hoek van de bunker, hoog
in de lucht, in de richting van
het gezelschap. De officier
kreeg de volle laag. Govert
voelde ook het scherpe zand in
zijn gezicht. Hij deed de ogen
dicht en zag voor zich het duin,
zoals het was in die tijd, dat ze
de bramen plukten en zoals ze op
de Tuindorpschool in de derde
klas met juffrouw de Vries
zongen;
Waar
de blanke top der duinen
schittert in den zonnegloed
en de Noordzee vriend'lijk
bruisend
Ne�rlands smalle kust begroet
juich ik aan het vlakke strand,
juich ik aan het vlakke strand:
'k heb u lief, mijn Nederland,
'k heb u lief, mijn Nederland!
De mannen
volgden de twee Duitse
begeleiders tot aan de top van
het duin vlak boven het strand.
Govert had de zee al lange tijd
niet meer van zo dichtbij gezien.
Hij genoot ervan om de zee weer
eens te zien en te luisteren naar
het geluid van de golven. Er was
daar in het duin een groot gat
geslagen en dat moest met lange,
groen geverfde, palen worden
gedicht. De twee Duitsers waren
al oudere mannen, die later, toen
zij een beetje meer vertrouwelijk
met de mannen omgingen, vertelden
over hun leven en over zichzelf.
E�n van hen vertelde, dat hij op
een dag een brief kreeg van de
F�hrer. In die brief stond;
Beste Gustaf, Jij en
ik hebben samen gediend en
gevochten voor ons Vaderland in
WW1. Daarom, Gustaf, reken ik op
jou dat je ook nu weer bereid
bent om het Vaderland te
verdedigen.
Wel, vroeg Gustaf
ons: wat kon ik doen?
De ploeg arbeiders werd al gauw
kleiner, zo rond de twintig man.
Ze kwamen bijna allemaal uit
Koegras, Julianadorp inbegrepen.
Het werk, dat moest worden
gedaan, veranderde dagelijks.
Govert kreeg de opdracht om het
opgestoven zand van het
luchtafweergeschut, boven op het
duin, te verwijderen. Vaak kon
hij de volgende dag opnieuw
beginnen, dan was alles weer
ondergestoven. Hij werkte korte
tijd met Schulz, die zorgde voor
de twee paarden die zo nu en dan
werden gebruikt. Schulz was een
soldaat, die het niet met Hitler
eens was en niet bang was om zijn
nek uit te steken. Hij was meer
boer dan soldaat en kon goed met
paarden omgaan. Omdat het eten
van de Duitsers niet zo goed was,
at hij soms van het paardenvoer,
dat bestond uit kleine brokjes.
Govert probeerde het ook eens,
maar spuwde het gauw weer uit.
Schulz verdween na enige tijd.
Toen Govert aan ��n van de
bewakers vroeg, waar Schulz was,
schudde die zijn hoofd en
gebaarde dat hij daarover moest
zwijgen en niet meer moest
vragen.
Govert ging daarna terug naar het
gat in het duin. De mannen waren
daar toen bezig met een kipkar op
een smalspoor, waarmee ze zand
haalden en vervolgens in het gat
stortten. E�n van de eerste
begeleiders was inmiddels
vervangen door een echte Nazi.
Hij was soms heel vriendelijk,
maar kon ook plotseling zo kwaad
worden, dat hij wel iemand de
hersens zou kunnen inslaan.
Gelukkig werd hij al gauw weer
door een ouder persoon vervangen.
Zo nu en dan kwam een officier
het werk inspecteren. Enkele
weken na zijn eerste inspectie
zagen de arbeiders hem weer
aankomen langs het duinpad. Hij
liep toen heel voorzichtig.
Wat is er aan de hand met
de man, vroeg Govert aan
��n van de begeleiders.
Die antwoordde dat de officier
een geslachtsziekte had
opgelopen. |
Het strand
van Huisduinen met
prikkeldraad en obstakels
om aanvallen vanuit zee
te bemoeilijken |
|
De donkere
dagen v��r kerst naderden.
Tijdens het werk, het was laat in
de namiddag, riep plotseling
��n van mannen: Wat is
d�t ?.. en hij wees naar
de zee, waar de golven, met witte
kruinen tot ver op het strand,
kwamen. Op ongeveer een kilometer
afstand van de kust dreef een
heel groot zwart object. E�n van
de begeleiders holde met zn
oude lichaam direct naar de
bunker, waar de officier, die de
leiding had, huisde. Die kwam
onmiddellijk met drie of vier
andere officieren en tuurde naar
het zwarte gevaarte. Zonder zich
tot iemand te richten vroeg de
grote man Wat in Gods
naam is dat? E�n van de
arbeiders maakte een smerige
opmerking, waar de anderen om
grinnikten. De officier werd
kwaad en beval Govert de
opmerking te vertalen. Die haalde
zijn schouders op en gaf aan, dat
hij dat niet kon. Hij kon de
uitspraak niet over zijn lippen
krijgen. De officier werd kwaad
en liep dreigend richting de
grappenmaker, maar halverwege
draaide hij zich plotseling om en
liep weg. De arbeiders waren
allemaal flink geschrokken. Dat
gold ook voor de Duitse
begeleiders en zij waarschuwden
de grappenmaker, die inmiddels
ook bleek was van schrik. Wat het
zwarte gevaarte was, bleef een
mysterie.
De werkzaamheden werden weer
voortgezet, maar door het voorval
werkte zijn beetje kennis van de
Duitse taal in het nadeel van
Govert. Een deel van de groep
meende dat Govert schuldig was
aan het voorval en verweten hem
te heulen met de bezetter en dat
werd hem goed duidelijk gemaakt.
Als Govert samen met een andere
jongen een paal moest
verplaatsen, waarbij eerst door
twee man de paal op hun schouders
werd gelegd, bleek al gauw dat
Govert steeds het zwaarste deel
van de paal kreeg. Op de plaats,
waar de paal op de grond moest
worden neergelegd en Govert
aftelde om tegelijk de paal te
laten vallen, was de jongen
steeds net iets eerder met het
los laten. De paal stuiterde dan
nog even zeer pijnlijk op het
schouder van Govert. In plaats
van een verontschuldiging draaide
de jongen zich grijnzend om.
Later op de dag kneep een veel
oudere man Govert in de nek en
fluisterde in zijn oor Jij
wil toch geen vriendjes worden
met de Duitsers ? Daarna
deed hij net alsof het maar een
grapje was, maar het was toch
duidelijk bedoeld als een
bedreiging. |
|
Rum
voor soldaten |
Later in het
jaar, toen ze nog steeds bezig
waren het gat in de duinen te
vullen, kwam een Duitse soldaat
naar de groep toe. Nadat hij met
��n van de begeleiders had
gesproken, kwam hij op Govert af
met het bevel: Meekomen
!.
Ze liepen het duinpad af tot bij
de grote bunker, waar de soldaat
in een militair voertuig stapte
en gebaarde dat Govert ook moest
instappen. Zonder een woord te
zeggen reden ze weg, richting het
zuiden, langs de Zanddijk, de
Middenvliet en de Langevliet,
naar Julianadorp. Daar reden ze
het erf op van de boerderij
tegenover Minnes. Govert moest
uitstappen en wachten terwijl de
soldaat naar de bunker ging naast
de boerderij. Govert was benieuwd
wat dit bezoek moest betekenen.
Uit de stal kwam een Duitser naar
hem toe. Een soldaat met een
dikke buik met een vieze schort
voor, waaraan hij intussen zijn
handen afdroogde. Hij gaf Govert
grijnzend een hand en zei dat hij
een klusje voor hem had. Govert
vertrouwde de man niet en was op
zijn hoede, toen de Duitser vroeg
hem te volgen. Ze liepen naar een
stal, waar twee paarden stonden:
een grote magere knol en
daarnaast en mager klein paard,
een ket, die meestal voor een
melkkar werd gebruikt. De Duitser
legde zijn vuile hand
vertrouwelijk op het schouder van
Govert, die daarop een stap terug
deed. Hij gaf vervolgens aan wat
van Govert werd verwacht.
Op het erf stond een oude kar een
soort hooikar, die getrokken
moest worden door twee paarden.
Op de kar stond een grote houten
ton met een zwaar deksel. De
dikke Duitser gaf aan, dat Govert
met de kar naar het nieuwe
anti-tankkanaal moest rijden en
daar aan alle soldaten driekwart
liter drank uit de ton moest
uitdelen. Niet meer en niet
minder. Hij waarschuwde nog dat
Govert wel voorzichtig moest zijn
en zich niet buiten de paden
moest begeven, vanwege de daar
aangelegde mijnvelden. Govert
spande de magere paarden voor de
kar. Toen hij daarna het deksel
van de ton even oplichtte, kwam
hem direct een walgelijke, zoete
geur tegemoet. Is dat
rum,?; vroeg hij.
Ja, bromde de dikke
soldaat, En j�j blijft er
af !!
Govert was net klaar om weg te
gaan, toen de andere Duitser, met
een stuk brood in zijn mond, weer
uit de bunker kwam. Toen hij zijn
mond leeg had, begon hij uit te
leggen wat van Govert werd
verwacht. Hetzelfde wat de dikke
Duitser al eerder had aangegeven.
Govert liet de paarden nog wat
drinken en toen niemand meer
aandacht aan hem schonk ging hij
op weg richting Julianadorp. |
|
|
Duitse
soldaten in de duinen |
Bij
Veul sloeg hij rechtsaf en reed
langs de Van Foreestweg totdat
hij links van de weg een opening
in de prikkeldraadversperring
zag. Het was de toegang tot een
brede zandweg. Aan beide kanten
van de weg was een bordje aan
hekpalen getimmerd met daarop een
schedel en twee gekruiste botten
geschilderd. Het pad liep
zig-zaggewijs tot aan het einde
van de prikkeldraadomheining, tot
bij de nieuwe fortificatie langs
het anti-tankkanaal. Hij stopte
halverwege het hek en de grondwal
langs het kanaal, met hier en
daar een betonnen bunker.Tot
zover was nog geen rum verloren
gegaan. Op het moment, dat Govert
het deksel van de ton met rum
verwijderde, kwamen ook al de
eerste soldaten als duinkonijnen
uit de grond. Nog meer soldaten
verschenen, allemaal met een
klein pannetje. Hij begon de
stinkende vloeistof uit te delen,
aan alle soldaten zorgvuldig
dezelfde hoeveelheid. Na enige
tijd stond de kar middenin een
walm van zoete geur. Tijdens het
uitdelen kwamen nog meer
soldaten, zonder enige haast of
gedrang. En iedereen was zeer
beleefd. Het begon waarlijk op
een rustige picknick te lijken.
Toen de voorraad bijna op was en
hij dacht, dat niemand meer zou
komen, maakte hij aanstalten om
weg te gaan. Op dat moment
kwamen,heftig zwaaiend, nog twee
soldaten vanuit de richting van
de duinen, die hij ook nog
voorzag van een flinke
hoeveelheid rum.
Weer terug op het erf van de
boerderij aangekomen, stond een
jonge vrouw in de deuropening van
de bunker. Zij wenkte dat hij
binnen moest komen. Ik wil
je wat te eten geven, riep
ze.Govert gaf aan, dat hij eerst
nog even de paarden wilde
verzorgen. Toen dat klaar was en
hij de paarden nog het beetje
voer had gegeven, dat in de stal
lag, ging hij naar de bunker. Het
was ��n grote keuken met grote
ketels en nat aangeslagen muren.
Tegen ��n van de muren stond
een tafeltje, waarop de vrouw een
bord had neergezet met brood,
vlees en melk. Eet
smakelijk, zei de vrouw.
Dank U wel,
antwoordde Govert. |
|
E�n
van de bunkers die was gebouwd
bij het anti-tankkanaal tussen
Julianadorp en de duinen dicht
bij de Van Foreestweg. |
|
|
|